Winterbarbecue

Wim Lybaert
Wim Lybaert Moestuinier

Televisiemaker, moestuinier en Bruggeling Wim Lybaert laat zich inspireren door mensen die zijn hart verwarmen, momenten die hij nooit wil vergeten en het goeie West-Vlaamse leven.

We hebben de eerste sneeuwvlokken zien dwarrelen en de temperaturen kropen even onder nul. Nu de winter langzaam op gang komt, ben ik helemaal in mijn element, mijn flanellen hemden en mijn ‘marcellekes’ mogen weer uit de kast. Die eerste winterprikken vind ik de leukste: perfect BBQ-weertje! Inderdaad: BBQ. Wie koude zegt, zegt vuur en wie vuur zegt, zegt geroosterd vlees. Nodig enkele goeie vrienden uit, zet stoelen of banken buiten, zorg voor vuur en je hebt een winterbarbecue! Tijdens deze donkere, koude maanden brengt vuur mensen samen. Vuur verwarmt en verenigt, vuur wekt verhalen op en maakt tongen los – hoewel een glühwein daar ook bij kan helpen. 😉

Iedereen kan een vuurtje maken, dat is niet moeilijk: hout, lucifers en de fik erin! Maar als je op dat vuur wil roosteren moet je er vooraf wel even je kopje bijhouden. Waar je bij een gewoon kampvuur om het kwartier achteloos een blok kan bijgooien om de fik erin te houden, moet je er voor een winterbarbecue op letten dat je van in het begin een stevig vuur maakt. Gooi er zeker in één keer tien tot vijftien blokken van gelijke grootte op. Die gelijke grootte is belangrijk omdat alles ook gelijkmatig moet opbranden. Het is de kunst om op die manier voldoende gloeiende houtskool over te houden om je vlees op te grillen. Dat geeft jou bij de start van je winterse vuurfeest een tot twee uur om gezellig met je gasten een aperitiefje te drinken bij een knetterend spektakel… Altijd met één oog op het vuur natuurlijk, dat spreekt voor zich.

Let erop dat er geen nieuwe blokken op het vuur belanden. Als er hout bijgegooid wordt, loopt je hele planning in het honderd. Nieuw hout betekent nieuwe vlammen en dat wil je net niet. Eens de oplaaiende vlammen uitgewoed zijn, blijft er een mooie roodgloeiende massa over, de ‘braise’. Hier heb je naartoe gewerkt, dit is het moment suprême en nu moet je bij de les blijven. De tijd die je hebt om een stevig stuk buikspek of een kloeke côte à l’os te grillen, hangt af van de hoeveelheid ‘braise’ die je op dat ogenblik hebt. Dat kan variëren van 15 minuten tot een half uurtje waarop het grillen moet gebeuren. Het lijkt allemaal veel gedoe, maar het aroma van dat smeulende hout maakt echt het verschil, geloof me.

Na het roosteren telt alleen nog de gezelligheid en kan je het vuur weer naar hartenlust opstoken zodat je gasten het lekker warm hebben. Dan zit je werk als vuurmeester erop en kan het feest alle kanten op, de nacht is nog jong.

(Foto Flickr)