“Straattheater heeft me geleerd nederig te zijn”

© Pieter Clicteur
Bert Vanden Berghe

Vreugde. Dat is het woord waarmee acteur Wouter Bruneel de herinneringen aan zijn jeugd en familiefeesten samenvat. In het Stadhuis in Lo, waar zoveel communiefeesten en kerstavonden gevierd werden, hebben we het over gezond leven, scenario’s schrijven en… afgaan op een Fins podium. “Je mag geen schrik hebben om jezelf her uit te vinden.”

Diep verscholen in de Westhoek spreken we af in het charmante Lo, waar het statige Stadhuis op de Markt op vandaag wordt uitgebaat door de tante en nonkel van Wouter. Wie er niet komt voor het charmante interieur of de warme ontvangst, moet er zeker zijn voor de wereldbefaamde paella, dixit Wouter. “En de bearnaisesaus, dat is een specialiteit van de familie!”

Hij haalt anekdotes op van de befaamde feestelijke kerstavonden en van nonkels die alsmaar luider gingen praten. Of van hoe hij met zijn broer tijdens snikhete zomerdagen van bij zijn grootmoeder naar hier fietste, om afkoeling te zoeken in de grote diepvrieskamers.

Op vandaag keert hij er graag terug, zegt hij. Binnenkort is er Blij Weerzien, de samenkomst van alle neven en nichten. “Als tegenreactie omdat al onze ouders achter onze rug samen zonder ons op reis gingen. Het kerstfeest in Lo ging daardoor niet meer door. Sindsdien komen we zonder onze ouders – zij zijn niet welkom – en zonder de kinderen – want die zijn dan bij onze ouders – twee keer per jaar samen, met een dertigtal ondertussen. Het is begonnen met de oudste die het organiseerde, daarna was het aan mij, enzovoort”, vertelt hij. Voor de vrijgezellenavond van zijn jongste neef was hij onlangs ook nog eens in de buurt. “Een prachtig zicht, zo’n partybus met discolichten, doorheen de polders en tussen de geiten. We zijn die avond nog op een optreden van Wendy Van Wanten beland. Ik had al veel handtekeningen moeten uitdelen en toen zei Wendy plots vanop dat podium: ‘Maar ik ken u toch?’ Ik antwoordde: ‘Ja, ik u ook. Allez, doe voort, de mensen zijn hier voor u!'”

Je bent een gedreven hobbykok, zou zo’n restaurant niets voor jou zijn?

“Ik heb dat lang overwogen, maar het is niet te onderschatten, zeker als je op vandaag nog iets moet opstarten. Maar het is nog altijd mijn plan B. Ja, echt. Mijn grote droom is eigenlijk een brasserieachtig bruin café. Ik heb zelfs ooit nog de catering van trouwfeesten georganiseerd, gewoon bij mensen thuis, in een grote circustent of in een oude hoeve.”

Mijn moeder wist het sneller dan ik dat ik op een podium hoorde

“Maar als twaalfjarige stond ik al heel graag in de keuken. Op kerstavond vierden we hier en op kerstdag was het bij ons thuis. Dan was er vooral stress bij mijn moeder, want de lat lag hoog, omdat er een paar professionele chefs in onze familie zitten. Mijn nonkel bijvoorbeeld is een fantastische chef-patissier, die lesgegeven heeft aan hotelschool Ter Duinen en ook meeschreef aan het befaamde kookboek. We zijn echte bourgondiërs, we zijn allemaal zot van eten.”

Gezond leven met je job is niet simpel, denk ik.

“Nee. Draaien, repeteren, schrijven, verbouwen en twee kleine kinderen is geen makkelijke combinatie. Bovendien werd er een kleine twee jaar geleden suikerziekte bij mij vastgesteld. Ik voelde dat er iets niet juist was en trok naar de dokter. Het verdict was wel heftig: diabetes type 2 door overgewicht en suikerrijke voeding, de nieuwe ziekte van deze tijd… Maar bon, het is leefbaar. Eigenlijk zou ik koolhydraten moeten laten, maar het is moeilijk om vanuit een oude eettraditie over te schakelen naar een nieuwe manier van eten en leven, zoals van Pascale Naessens. Bij ons in de familie is dat nog te veel als vloeken in de kerk.” (lacht)

© Pieter Clicteur

Over vloeken gesproken: samen met onder meer Bart Vanneste ofte Freddy De Vadder en David Galle ben je aan het schrijven aan de fictiereeks ‘Barichara’. Hoe vlot dat?

“Dat loopt vlot. Het plan is om te draaien in Zuid-Afrika. Het verhaal draait rond backpackers, die plaatsen opzoeken uit de Lonely Planet. Je weet wel, van die afgelegen witgeschilderde kerkjes waar voor de rest niets te zien is. Er zijn er die dat fantastisch vinden en anderen die dan beginnen te neuten over het feit dat er geen nachtwinkel is. Wij spelen drie backpackers die wat neerkijken op dat hele gegeven. Een regisseur of verdeler hebben we nog niet, de focus ligt op vandaag vooral op het scenario.”

Had je ook geen eigen project in de steigers zitten?

“Ja, het dossier voor Gieren was klaar en ik was voorzichtig aan het pitchen. Er was veel interesse, toen bleek dat De Buurtpolitie voor haar film hetzelfde thema aansneed, een overval. Er werd dan maar besloten om mijn project wat te laten rusten, maar het ligt zeker niet in de vuilbak. Misschien kan ik in het scenario nog verwerken dat er een politiefilm over gemaakt werd. (lacht) Ik heb er in elk geval veel van opgestoken.”

Er zijn maar weinig uitdagingen die je uit de weg gaat.

“Je mag ook geen schrik hebben om jezelf her uit te vinden, of om iets te proberen. Ik had nog nooit gecoacht in mijn leven, maar toen Bart (Vanneste, red.) mij opbelde om dat te doen voor zijn voorstelling Freddy on Ice heb ik ja gezegd. Je moet soms ook je nek uitsteken. Zo ben ik zelf naar Arne Sierens gestapt en heb ik hem duidelijk gemaakt dat ik goesting had om met hem samen te werken.”

© Pieter Clicteur

Heb je geen schrik om op je bek te gaan?

“Tuurlijk. Maar minder en minder. Dat heeft ook veel te maken met straattheater. Ik heb dat jarenlang gedaan en dat kriebelt weer ergens. Je kan op scène staan en ervan overtuigd zijn dat je de beste voorstelling van het jaar hebt, maar als je ermee de straat optrekt en de mensen lopen weg… (lacht) Ik zal het nooit vergeten. We speelden onze eigenste versie van Het Zwanenmeer op straat. We vlogen er de wereld mee rond, en met succes, maar in België moesten we uitleggen wie we waren. We trokken naar Canada, waar we in het begin van de week eerder ‘klein’ speelden, maar tegen het einde van de week dankzij het enthousiasme van de mensen daar veel show stonden te verkopen. Ze vonden het fantastisch. Nog geen 24 uur later stonden we op het hoofdplein van een Fins festival. ‘Hello, Finland!’ En dan staat daar 5.000 man, met de armen gekruist en een gezicht als een donderwolk. Dat hebben ze drie kwartier volgehouden. Man, dat maakt je nederig, maar uiteindelijk is dat ook maar een slecht moment.”

Comedy, nooit van mijn leven, zei ik. Sindsdien denk ik er wel elke dag aan

De lokroep van het theater blijft. Zo start Wouter binnenkort met de repetities van De Broers Geboers van Arne Sierens, waarvoor hij op het podium zal staan met Wim Willaert, Sebastien Dewaele, Tom Ternest en Marijke Pinoy. “Ik heb daarvoor een project moeten weigeren van Wim Vandekeybus. Ik ben heel hard fan van hem. Hij heeft mij ooit gebeld om een vervanging te doen in een voorstelling. Ik had welgeteld vier weken om de hoofdrol in het Engels over te nemen om vervolgens in Sint-Petersburg in première te gaan. Voor een tweede samenwerking moest ik nu helaas weigeren, maar hij mag mij altijd bellen.”

Samenwerken met mannen van zo’n kaliber en ondertussen ook in een komische reeks op VTM acteren, dat leek lange tijd ondenkbaar.

“Op veel paarden tegelijk wedden, hoorde heel lang niet. Maar die verandering is heel duidelijk merkbaar bij de jonge generatie, een fantastische evolutie overigens. Ik hoor ook veel collega’s enigszins neerbuigend doen over jeugdvoorstellingen, omdat het ‘geen kunst zou zijn’. Ik laat me niet onder tafel klappen, want het is een heel eerlijk ambacht. Weet je, op een avondvoorstelling komt zo’n 90 procent met zijn volle goesting af. Tien procent heeft verkeerd geboekt, weinig goesting of voelt zich niet zo goed. Bij een jeugdvoorstelling is dat net omgekeerd. Er zit maximum tien procent met zijn volle goesting. Speel je dan voor die 10 procent of ga je voor de volle 100 procent?”

En comedy, zou dat nog iets zijn voor jou?

“Laat ons zeggen dat Bart een zaadje heeft geplant. ‘Zot! Nooit van mijn leven!’, zei ik. Maar sindsdien denk ik er wel elke dag aan. Ik weet ook niet of ik het zou doen als mezelf of als een personage. Het feit dat ik erover nadenk, zegt al veel, denk ik. (lacht) Ik heb ook nog nooit alleen gespeeld, maar we zien wel.”

© Pieter Clicteur

Is er iets wat je niet kan?

“Lesgeven. Daarvoor moet je geduld hebben en dat heb ik niet. Je moet leerlingen de tijd geven om hen in hun waarde te laten en iets te laten ontdekken, en hen daar ergens in sturen. Maar als ik wat moois zie, wil ik daar meteen op doorgaan, dan gaat het niet snel genoeg. Nee, dat laat ik maar liever over aan anderen.”

Wist je al vroeg dat je op een podium wilde staan?

“Mijn moeder wist het eigenlijk sneller dan ik. Ik wou muziekschool doen, maar ze beweerde dat ik het nooit zou volhouden. Ik mocht, op voorwaarde dat ik ook dictie deed. Ik was daar meteen mee vertrokken en op mijn 12de wist ik al dat ik toneelschool wilde doen. Ze heeft dus gelijk gekregen. Maar toen ik 18 jaar was, was ik daar niet meer zo van overtuigd. Ik bereidde me volop voor om architectuur te gaan studeren, maar schreef me toch in voor het toegangsexamen in Gent. Toen ik wist dat ik daar mocht beginnen, moest alles plaats ruimen. Het is een onzeker bestaan, ja. Maar als een aannemer zijn werk niet goed doet of geen reclame maakt, is dat ook zo. Je moet gewoon aanvaarden dat je nooit het grote geld gaat verdienen, en dat is ook niet de bedoeling. We hebben in België wel een fantastisch systeem van stempelen, wat jonge acteurs en actrices de kans kan geven om voort te blijven werken. Dankzij dat kleine loontje van Vadertje Staat kan je doorgroeien zodat je het op termijn niet meer nodig hebt en je uiteindelijk weer plaatsmaakt voor andere acteurs. Het spijtige is dat zoiets nu in gevaar komt en wij als potverteerders worden versleten, terwijl alle grote acteurs en actrices in Vlaanderen er zijn dankzij dat statuut.”

Heb je nog creatieve dromen?

“Ik hou enorm veel van comedy op tv, maar wil daarmee wel eens andere oorden verkennen. En misschien eens internationaler kijken, maar momenteel is er geen ruimte om te investeren.”

Als alles goed gaat, ben je straks net als Matthias Schoenaerts te zien in ‘Kursk’, van de Deense topregisseur Thomas Vinterberg.

“Ik ben er al zeker in te horen. (lacht) Geen idee wat er nog overblijft na de montage. Ik speel de kapitein van een Noorse boot, die het signaal opvangt van de Russische duikboot, waar Schoenaerts aan boord zit. De opnames dateren al van vorig jaar. Ik denk dat heel acterend België naar die castings ging. Ik moet er ook niet flauw over doen dat het typecasting was: ze zochten iemand die ruw gebouwd was met een rosse baard, een typische Noorse kapitein. Ik heb niet meteen ambitie om naar Amerika te trekken, maar mocht ik een voorstel krijgen, dan zou ik er natuurlijk op ingaan. Op dit moment heb ik mijn handen vol met mijn verschillende opdrachten binnen theater en televisie en daarbovenop de verbouwing en de kinderen. Maar ik sta altijd open voor nieuwe projecten, en zeker dingen die ik nog nooit gedaan heb.”

Je hebt de hele wereld al gezien en ook hier al heel wat op je palmares. Is het niet vervelend dat je je soms nog moet bewijzen?

“Als je jong bent, vind je dat echt belachelijk, maar hoe ouder ik word, hoe makkelijker ik er mee om kan. Soms is het wel frustrerend, als je een subsidiedossier moet indienen voor een voorstelling en ze twijfelen aan wie je bent en waar je voor staat. Maar voor een publiek is dat niet zo. Er is altijd een publiek, of er zijn altijd nieuwe mensen die je leren kennen. En dáárvoor doe je het.”