Slaapzak

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.

Overmoedig haal je het onhandige ding uit het bijhorende tasje en het duurt je veel langer dan verwacht voor het je past. Nachtenlang probeer je ervoor te zorgen dat het de vorm van jouw lichaam overneemt. Je wroet erin, overwint de kou dan weer extreme hitte tot je denkt: deze ruimte ken ik, ze voelt veilig, hier kan ik in slaap vallen. Wanneer je de slaapzak weer in het tasje wilt krijgen, merk je dat het je niet lukt. Je rolt, plooit, stampt het er met beide voeten in. De daaropvolgende nacht voelt de slaapzak niet vertrouwd meer. Je moet opnieuw beginnen.

Rouwen eindigt nooit. Het neemt met verloop van tijd af en toe een andere vorm aan, een nieuwe gedaante. Deze keer is het de slaapzak, waarschijnlijk omdat ik slecht slaap en dat deels komt door een meisje van anderhalf dat in haar slaapzakje mijn nachten verstoort. Maar ik rouw. Dat weet ik omdat ik me isoleer, dat is wat ik doe wanneer ik mijn papa en zus mis. Dan mijd ik contact, vooral met mensen die dicht bij me staan. Ik draag voor over rouw en schrijf poëzie over de dood maar ik heb nog altijd niet gevonden hoe ik erover moet praten met mijn vrienden.

“Zou mijn zus geschenkjes voor I. klaarleggen onder de kerstboom?”

Het vreemde aan deze vorm van rouw is dat ik besef dat met de mensen die zijn overleden ook ‘een plek’ is verloren gegaan en daarmee ook de hulp die deze plek had kunnen bieden nu ik mama ben geworden. Ons opvangnet is kleiner geworden en nu mijn dochtertje vaak ziek is, ons huis er de klok rond uitziet alsof de inbrekers van Home Alone over de vloer kwamen en we onze boodschappen nooit op tijd doen, betrap ik mezelf erop dat ik erover fantaseer wat mijn papa als opa had kunnen betekenen. En mijn zus als tante. Zouden ze mijn zieke meisje opvangen? Zou mijn papa met ons het nieuwe jaar inzetten? Zou mijn zus geschenkjes voor I. klaarleggen onder de kerstboom? Zou mijn papa de boekjes van zijn kleindochter opruimen wanneer hij op bezoek was, haar in de buggy mee op wandel hebben genomen zodat ik eindelijk mijn column kon afwerken?

Mijn kindje greep deze week vanuit het niets een kader met een foto van mijn papa, eentje waarop hij guitig lacht terwijl hij een ijsje eet, I. haar lievelingsmaaltijd. Ze zette de foto op de salontafel, streelde met haar vingertjes over zijn gezicht en zei: ‘Opa!

Dat had ik haar ooit eens gezegd en mijn hart gloeide dat ze het had onthouden. Dat ze met haar kleinemeisjesstem bevestigde dat mijn papa ook dat is: haar opa. Een plek. En met al wat ik van hem heb geleerd en haar kan doorgeven, een hulp. Ik knuffelde mijn meisje. Die nacht paste mijn slaapzak me als gegoten.