Pastelkleurige vragen

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (37), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Ik herinner me dat ik als kind altijd veel vragen had. Vragen als: ‘Zouden wolken even zacht aanvoelen als ze eruitzien?’ of ‘Wanneer zal de regenboog eens in onze tuin eindigen?’ en ‘Hoelang duurt het nog voor mijn uitnodiging voor Zweinstein in de bus zit?’. Ik was, zoals dat heet, een dromer. Nu ik volwassen ben, heb ik nog steeds veel vragen, maar het onschuldige karakter ervan is helaas verdwenen.

Nu denk ik: ‘Hoe kan het dat Will Smith gedurende die lange wandeling naar het podium, op geen enkel moment heeft gedacht: ‘Dit is wellicht een van mijn minder goede ideeën. Misschien moet ik maar gewoon terug gaan zitten?’ of ‘Waarom heeft niemand door dat Poetin knettergek is? Elk ander mens die in zijn puren op een paard klimt en brult dat de nazi’s terug zijn, zou toch al lang gecolloqueerd zijn?

En het is niet zo dat ik de realiteit niet onder ogen wil zien. Ik heb alleen heel af en toe nood aan leuke, pastelkleurige vragen die mijn hoofd vullen als balans voor al die donkerte. Op zo’n momenten wend ik me tot mijn nichtjes en neefjes. ‘Geloven de kindjes eigenlijk nog in de paasklokken?’, vroeg ik mijn zus een paar dagen geleden.

Geloven de kindjes nog in de paasklokken?

Ik weet niet hoe uw jeugd eruitzag, maar mijn ouders schenen er een sadistisch plezier in te scheppen hun kroost de wildste onzin op de mouw te spelden. De paashaas was niet echt een ding, maar De Paasklokken, dat was iets anders. Op Pasen repten we ons in onze zwierigste rokjes naar de familie alwaar we de strikte instructie kregen om binnen te wachten tot De Klokken hun heerlijke lading in de tuin hadden gedropt. Geen haar op ons hoofd dat eraan dacht dat die opgelegde quarantaine een smoesje was van de ouderen om de paaseieren in de tuin te verstoppen. Sterker nog, diezelfde ouderen deden er een schepje bovenop door vol verbazing naar een iets donkerder wolk te wijzen en te roepen: ‘Daar!! Zie je ze?? De klokken zijn net overgevlogen!’ Waarop wij – hysterisch en in koor – ‘Jaaaaa!!! Ik heb ze ook gezien!’. Nooit van mijn leven heb ik ook maar iets gespot dat op een gigantische, bronzen, vliegende klok leek dat een shitload aan paaseieren, met een ongelofelijke precisie, in een tuin kon mikken zonder er chocoladen confetti van te maken. Maar dat weerhield er ons geenszins van om brullend de tuin in te lopen en ons rieten mandje te vullen met lekkers.

Net als mijn neefjes en nichtjes binnen een week ook zullen doen. Want ‘Ja’, antwoordt mijn zus, ‘al vind ik die klokken een brug te ver. Ik hou het bij De Paashaas. En als ze vragen stellen, verwijs ik door naar jou’. Volgende week vindt u me dus terug in de tuin, wijzend naar een iets donkerder struik, gillend: ‘Daar kindjes! De Paashaas! Hij is net onder die struik gelopen! Heb je hem gezien??’