Niemand heeft ooit zo mooi

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.

Er is een moment waar ik nog vaak aan terugdenk. Irene één dag oud, slordig ingebakerd in de armen van een zuchtende vroedvrouw. Of we haar alstublieft nog even wilden bijhouden? Ik strekte gretig mijn armen uit en schikte mijn pasgeboren dochtertje opnieuw op mijn borst waar ze enkele minuten geleden nog had liggen slapen, mijn kleedje had nog alle nestwarmte voor haar bewaard. Irene had een moeilijke start nadat ze met een spoedkeizersnede nogal bruusk op de wereld kwam. Daarom moest ze de eerste 48 uur in de couveuse verblijven, af en toe mocht ze zoals ze die namiddag had gedaan, bij ons op de kamer blijven. Eens ze terug op de neonatologie was, stopte ze niet met brullen en om zich heen te stampen: ze zou en moest uit dat plexi bakje genomen worden, terug naar waar ze hoorde. Ik heb een foto van hoe ze in een wit doek terug naar ons werd gebracht. Haar oogjes spreken boekdelen: het was haar gelukt.

We zijn een jaar verder en alle clichés zijn waar: het gaat snel. Irene groeide letterlijk en figuurlijk, want wat heeft een baby veel huiswerk dat eerste jaar. Tanden krijgen, rollen, kruipen, even in de armen van iemand anders dan mama of papa verblijven, lachen, groenten eten. Toch is ze nog altijd het kindje van die foto. Nog altijd een meisje dat zich graag loswrikt uit handdoeken, zomerhoedjes en kousen. Nog altijd een kindje dat graag dichtbij is, een aanraking nodig heeft midden in de nacht. Nog altijd geven haar ogen vonkjes af van deugnieterij of boosheid. Gaat het dan echt zo snel al? Worden we geboren als pakketje met alles erop en eraan? Huist nu al haar hele persoonlijkheid ergens in haar klokhuis en hebben we dat allemaal dan, die ene vroege foto waar het van afspat hoe wij daar met ons ongeduld, onze reislust of spontaniteit zijn geboren?

Worden we geboren als pakketje met alles erop en eraan?

Wat plakt meteen al aan ons vast en wat verwerven we onderweg? Zit in die kleine eenjarige al een kiem van hoe ze naar relaties zal kijken? Wie weet wordt ze keihard voorstander van een open relatie zolang ze af en toe ‘s nachts een vertrouwde hand tegen haar wang voelt. Zit in haar een strijder voor het klimaat? Schuilt ergens een gelatenheid over politiek of een passie voor het koken van de perfecte maaltijd?

Wat een wonder is het, je eigen kindje van dichtbij zien opgroeien en hoe tastbaar is tijd dan geworden. Eén jaar, 20 centimeter verder en wij hebben het voorrecht van op de eerste rij te wachten en te kijken hoe elk stukje Irene als een plantje zijn kopje door de aarde heen duwt. En wij zullen water geven en nestwarmte bewaren zodat ze van op elke plek ter wereld bij ons thuis kan komen. Want die thuis daar is ze, daar bestaat geen twijfel over, ook mee geboren.