“Misschien ben ik toch een kloon van mijn vader”

qsdf
Bert Vanden Berghe

Regisseur Bavo Defurne bewees eerder al met zijn langspeelfilms ‘Noordzee, Texas’ en ‘Souvenir’ dat hij film ádemt. Doe daar wat frisse Oostendse zeelucht bij en je krijgt een zuurstofrijk gesprek over de bevlogenheid van weleer, vooroordelen en de kracht van verhalen vertellen. “Ons land is in een collectieve kramp geschoten na Dutroux.”

“We dreigen Oostende kapot te maken”

Bavo heeft ooit in Brussel gewoond, maar na een paar maanden stond hij alweer in Oostende, de stad waar hij door de jaren heen een haat-liefdeverhouding mee heeft opgebouwd.

“Ik ben het idee erg genegen dat de ene helft stad is en de andere helft zee. Ik hou van allebei. Maar er zijn enorm veel zaken die beter kunnen in Oostende. Ik zit nu ook in een lokale actiegroep. ‘Wij zijn Oostende’ werd opgericht met enkele bewoners uit onze straat, die het hier in Oostende niet meer tof vinden. Weet je, ik voel me soms als Holle Bolle Gijs in de Efteling: ‘Papier hier!’. Ik voel mij als Oostendenaar eerder iemand uit een pretpark. Als alle lichten zijn gedoofd, gaat iedereen naar huis en blijven wij met het afval zitten. Ik mis een duurzame visie op de stad, een visie die niet alleen op de toeristen is gericht, maar ook op een aangenaam en leefbaar Oostende voor de inwoners zelf. Anders dreigen we Oostende kapot te maken.”

qsdf
qsdf

Dit is het coverinterview van KW Weekend van vrijdag 19 januari. Verder in het magazine o.a. een receptje voor een heerlijk ontbijtbrood, de beste restaurants volgens Joachim Coens, het leven van Glenn Verschoore, de kapseltrends voor 2018 volgens Philip Noppe, een reis door de wereld van de trein, de humor van Hong Kong Dong, de werkplek van Stéphanie Bouché, vader en dochter Dereuck maken glaskunst en de debuutplaat van JTOTHEC.

“Pottenbakken geeft me rust”

“Als je een film maakt, ben je van zoveel factoren afhankelijk. Vroeger, in de begindagen, deden we alles zelf. Voor mijn kortfilms sleurde ik mee aan het materiaal, ging ik letterlijk knippen. Op vandaag is alles veel geautomatiseerder. Misschien kan ik me daarom nu zo uitleven in het pottenbakken. Ik zag hoe mijn man gelukkig werd van zo’n creatieve cursus, dus besloot ik ook iets creatiefs te doen. Pottenbakken was het eerste waar ik op botste. Ik vind het geweldig om zo met mijn handen bezig te zijn. Het zorgt voor rust.”

Ben je al bezig aan een volgende film?

“Ik ben volop aan het schrijven. Maar ik weet niet of dat noodzakelijk voor een film is. Mijn kracht is het vertellen van verhalen, met emoties in een esthetische wereld. Maar misschien wordt dat een boek, een opera of theaterstuk. Want die jarenlange zoektocht naar geld om een project op poten te krijgen, is niet bepaald motiverend. En al zeker niet als je er van moet leven. Zo is er een heel mooi boek, Le Finistère, dat een prachtig verhaal vertelt, maar moeilijk te financieren is. Het gaat immers over een Amerikaans puberjongetje dat op een kostschool verliefd wordt op zijn leraar. Een heel mooi, ontroerend boek dat een bizarre invalshoek heel genuanceerd brengt. Maar een film over een relatie tussen een kind en een volwassene, dat krijg ik niet verkocht, vrees ik.”

Heb je het gevoel dat we preutser zijn geworden op dat vlak, of hypocrieter?

“Preutsheid ís hypocrisie. Ons land is in een nationale kramp geschoten sinds Dutroux. Dat was een scharniermoment, net zoals 9/11 een moment is geweest dat ons anders deed kijken naar de islam en de rol ervan in de westerse wereld. In mijn kortfilms kwamen liefde en seksualiteit vaak aan bod, altijd op een zeer respectvolle manier. Maar door Dutroux zijn we onze hippievrolijkheid kwijtgeraakt. Ik herinner mij mijn mama die in monokini in de tuin of op het strand lag. Geen haan die daar naar kraaide. Als ik nu naar de fitness ga, zie ik kinderen in hun onderbroek onder de douche staan. En dan denk ik: je bent je gewoon aan het wassen, niets meer, toch?”

“Veertig arthouseregisseurs op de markt loslaten? Je reinste kamikaze!”

“Maar ik denk ook dat het veel te maken heeft met het feit dat het typische kerngezin langzaam maar zeker verdwijnt. Mama werkt nu, net als papa. En de weinige tijd die er is voor de kinderen, willen ze compenseren. Ze bouwen een hele prinsen- en prinsessencultuur rond hen. Die kinderen worden heilige kasplantjes, onder een stolp, waardoor het voor ouders alsmaar griezeliger is geworden om ze los te laten in de grote, boze wereld. Jammer, vooral omdat je de kinderen zo a priori belaadt – bezoedelt, bijna – met foute gedachten. Afstand nemen van je lichaam, dat is iets wat je als acteur ook moet doen en waar jonge acteurs iets preutser in geworden zijn.”

qsdf
qsdf

Wat was jouw eerste filmervaring overigens?

“Ik was een jaar of zeven toen mijn moeder me meenam naar Kramer vs. Kramer. Een film over een echtscheiding, dat was zelden gezien, ook bij ons. Ik ben die film blijven koesteren en nog elk jaar laat ik hem aan mijn studenten zien. Omdat hij een klassiek voorbeeld is van een sterk scenario, heel genuanceerd en heel belangrijk: zonder vooroordelen. Dat geef ik ook mee: oordeel niet over je personages, anders verval je te snel in clichés en op artistiek én menselijk vlak is dat een dood spoor. En hoe ruimdenkend jij en je omgeving ook zijn, vergeet niet dat veel mensen kortzichtig zijn. Ik hoorde van een portretfotograaf in Oostende, die een portret van een zwarte familie in zijn etalage had, dat hij daarop commentaar, zelfs racistische opmerkingen kreeg. Mensen zijn heel snel met hun oordeel. Als ik ook maar íéts met film wil bereiken, dan is het een andere kijk bieden, weg van die vooroordelen.”

“We dreigen Oostende kapot te maken”

Bavo heeft ooit in Brussel gewoond, maar na een paar maanden stond hij alweer in Oostende, de stad waar hij door de jaren heen een haat-liefdeverhouding mee heeft opgebouwd.

“Ik ben het idee erg genegen dat de ene helft stad is en de andere helft zee. Ik hou van allebei. Maar er zijn enorm veel zaken die beter kunnen in Oostende. Ik zit nu ook in een lokale actiegroep. ‘Wij zijn Oostende’ werd opgericht met enkele bewoners uit onze straat, die het hier in Oostende niet meer tof vinden. Weet je, ik voel me soms als Holle Bolle Gijs in de Efteling: ‘Papier hier!’. Ik voel mij als Oostendenaar eerder iemand uit een pretpark. Als alle lichten zijn gedoofd, gaat iedereen naar huis en blijven wij met het afval zitten. Ik mis een duurzame visie op de stad, een visie die niet alleen op de toeristen is gericht, maar ook op een aangenaam en leefbaar Oostende voor de inwoners zelf. Anders dreigen we Oostende kapot te maken.”

qsdf
qsdf

“Pottenbakken geeft me rust”

“Als je een film maakt, ben je van zoveel factoren afhankelijk. Vroeger, in de begindagen, deden we alles zelf. Voor mijn kortfilms sleurde ik mee aan het materiaal, ging ik letterlijk knippen. Op vandaag is alles veel geautomatiseerder. Misschien kan ik me daarom nu zo uitleven in het pottenbakken. Ik zag hoe mijn man gelukkig werd van zo’n creatieve cursus, dus besloot ik ook iets creatiefs te doen. Pottenbakken was het eerste waar ik op botste. Ik vind het geweldig om zo met mijn handen bezig te zijn. Het zorgt voor rust.”

Visueel verhalen vertellen in ‘Bildnis’

“Dit voorjaar ben ik curator van de experimentele filmreeks Bildnis in De Grote Post in Oostende, met als thema ‘show, don’t tell’. Daar probeer ik te tonen wat mij beïnvloed heeft als filmmaker. Peter Greenaway bijvoorbeeld, die bewees hoe je non-lineair en visueel hele verhalen kon vertellen, met technieken die op vandaag courant zijn. De docu Koyaanisqatsi heeft ook veel betekend. Regisseur Godfrey Reggio was de eerste die gebruikmaakte van de timelapse. Daar was ik oprecht van onder de indruk. Want als puber zag ik hier alleen maar films als Koko Flanel in de bioscoop. Tot ik ontdekte dat je ook verhalen op een andere, vooral visuele, manier kon vertellen.”

Bavo raakt op dreef, laat zelfs zijn thee koud worden. Hij is niet het type dat snel kwaad te krijgen is, maar als het over zijn passie gaat, is hij wel brutaal eerlijk en gutsen de woorden eruit. Hij houdt dan ook een bevlogen pleidooi voor een numerus clausus in het kunstonderwijs en somt enkele voorbeelden op, waarbij dat vruchten opgeleverd heeft. Al weet hij ook dat zo’n beperking niet simpel is, omdat veel scholen vaak gesubsidieerd worden per student. “Weet je, regisseurs die al een aantal films hebben gemaakt, maken automatisch kans op een subsidie van het Vlaams Audiovisueel Fonds. Een paar jaar geleden waren dat zo’n 70 regisseurs, op vandaag zijn er dat al 90, terwijl het VAF maar geld heeft om acht of negen films per jaar te ondersteunen. En de realiteit is dat er eerder gekeken wordt naar een Jan Verheyen dan naar een arthouseregisseur. In de bioscoop wil ik iets unieks ontdekken, wil ik anderhalf uur in een andere wereld terechtkomen en mag die bij voorkeur zelfs mijn eigen leefwereld veranderen. Sorry, maar dat heb ik niet als ik ga kijken naar ‘die leuke voetbalclub’, zelfs al werd daar veel geld in gepompt. En dan nog… Ook een Verheyen moet het doen met een beperkt budget. Hij moet verdorie haute cuisine brengen met het geld voor een hamburger. Nee, dan voel ik me nog iets te veel in het Vlaanderen van de parochiezalen.”

Het was ook geen sinecure om je laatste project van de grond te krijgen, zelfs met Isabelle Huppert, een van Europa’s meest gerenommeerde en gelauwerde actrices.

(knikt) “Isabelle speelde dat jaar ook mee in Elle van regisseur Paul Verhoeven, die haar een Oscarnominatie opleverde. Met zijn budget en draaidagen maken wij hier drie films. Dat wil ook zeggen dat iemand als Isabelle gewend is dat er drie keer meer aandacht is voor details. Dat wrong af en toe op de set, ja. Maar je bent aan heel veel zaken gebonden, zeker op financieel vlak. Om subsidies te krijgen, moesten we bijvoorbeeld draaien in Luxemburg. Maar met een crew van ginder, die niet dezelfde gedrevenheid heeft als de mensen van hier, is dat niet simpel. En dan moet je ook zorgen dat je voldoende straten uit Luxemburg in beeld brengt, dat je Franse acteurs hebt… op den duur keer je terug naar die Europudding van films, met een Britse acteur en een Franse actrice in een Duits decor.”

“Als regisseur en acteur mag je nooit oordelen over je personages.”

“Weet je, met ons scenario van Souvenir wonnen we een prijs in Duitsland en konden we Isabelle Huppert meekrijgen in ons verhaal. Toen we daarna gingen aankloppen bij allerlei zenders en investeerders in België, waren ze allemaal bijzonder lovend, om dan een paar dagen later te laten weten dat ze het niet zouden doen, omdat de film niet in het Vlaams is. Dat is een soort kortzichtigheid waar ik kwaad van word. Ik ben trots op mijn Vlaamse identiteit, maar nog meer op die van mezelf op deze planeet. In de filmwereld zouden we niet zo mogen in hokjes denken. Het stomme is dat Souvenir drie keer meer bezoekers heeft gehaald in Nederland dan hier. De film is intussen verkocht aan 35 landen, zelfs aan Taiwan. Ik ben zelf nog niet in 35 landen gewéést. Het zit soms vreemd in elkaar. Noordzee, Texas staat al sinds 2011 op de Amerikaanse Netflix. De film maakt daar zelfs winst en heeft al meer kijkers opgeleverd dan hier in de bioscoop. Terwijl je hem bij ons niet eens op Netflix vindt.”

“Pottenbakken geeft me rust”

“Als je een film maakt, ben je van zoveel factoren afhankelijk. Vroeger, in de begindagen, deden we alles zelf. Voor mijn kortfilms sleurde ik mee aan het materiaal, ging ik letterlijk knippen. Op vandaag is alles veel geautomatiseerder. Misschien kan ik me daarom nu zo uitleven in het pottenbakken. Ik zag hoe mijn man gelukkig werd van zo’n creatieve cursus, dus besloot ik ook iets creatiefs te doen. Pottenbakken was het eerste waar ik op botste. Ik vind het geweldig om zo met mijn handen bezig te zijn. Het zorgt voor rust.”

Ben je al bezig aan een volgende film?

“Ik ben volop aan het schrijven. Maar ik weet niet of dat noodzakelijk voor een film is. Mijn kracht is het vertellen van verhalen, met emoties in een esthetische wereld. Maar misschien wordt dat een boek, een opera of theaterstuk. Want die jarenlange zoektocht naar geld om een project op poten te krijgen, is niet bepaald motiverend. En al zeker niet als je er van moet leven. Zo is er een heel mooi boek, Le Finistère, dat een prachtig verhaal vertelt, maar moeilijk te financieren is. Het gaat immers over een Amerikaans puberjongetje dat op een kostschool verliefd wordt op zijn leraar. Een heel mooi, ontroerend boek dat een bizarre invalshoek heel genuanceerd brengt. Maar een film over een relatie tussen een kind en een volwassene, dat krijg ik niet verkocht, vrees ik.”

Heb je het gevoel dat we preutser zijn geworden op dat vlak, of hypocrieter?

“Preutsheid ís hypocrisie. Ons land is in een nationale kramp geschoten sinds Dutroux. Dat was een scharniermoment, net zoals 9/11 een moment is geweest dat ons anders deed kijken naar de islam en de rol ervan in de westerse wereld. In mijn kortfilms kwamen liefde en seksualiteit vaak aan bod, altijd op een zeer respectvolle manier. Maar door Dutroux zijn we onze hippievrolijkheid kwijtgeraakt. Ik herinner mij mijn mama die in monokini in de tuin of op het strand lag. Geen haan die daar naar kraaide. Als ik nu naar de fitness ga, zie ik kinderen in hun onderbroek onder de douche staan. En dan denk ik: je bent je gewoon aan het wassen, niets meer, toch?”

“Veertig arthouseregisseurs op de markt loslaten? Je reinste kamikaze!”

“Maar ik denk ook dat het veel te maken heeft met het feit dat het typische kerngezin langzaam maar zeker verdwijnt. Mama werkt nu, net als papa. En de weinige tijd die er is voor de kinderen, willen ze compenseren. Ze bouwen een hele prinsen- en prinsessencultuur rond hen. Die kinderen worden heilige kasplantjes, onder een stolp, waardoor het voor ouders alsmaar griezeliger is geworden om ze los te laten in de grote, boze wereld. Jammer, vooral omdat je de kinderen zo a priori belaadt – bezoedelt, bijna – met foute gedachten. Afstand nemen van je lichaam, dat is iets wat je als acteur ook moet doen en waar jonge acteurs iets preutser in geworden zijn.”

qsdf
qsdf

Wat was jouw eerste filmervaring overigens?

“Ik was een jaar of zeven toen mijn moeder me meenam naar Kramer vs. Kramer. Een film over een echtscheiding, dat was zelden gezien, ook bij ons. Ik ben die film blijven koesteren en nog elk jaar laat ik hem aan mijn studenten zien. Omdat hij een klassiek voorbeeld is van een sterk scenario, heel genuanceerd en heel belangrijk: zonder vooroordelen. Dat geef ik ook mee: oordeel niet over je personages, anders verval je te snel in clichés en op artistiek én menselijk vlak is dat een dood spoor. En hoe ruimdenkend jij en je omgeving ook zijn, vergeet niet dat veel mensen kortzichtig zijn. Ik hoorde van een portretfotograaf in Oostende, die een portret van een zwarte familie in zijn etalage had, dat hij daarop commentaar, zelfs racistische opmerkingen kreeg. Mensen zijn heel snel met hun oordeel. Als ik ook maar íéts met film wil bereiken, dan is het een andere kijk bieden, weg van die vooroordelen.”

“We dreigen Oostende kapot te maken”

Bavo heeft ooit in Brussel gewoond, maar na een paar maanden stond hij alweer in Oostende, de stad waar hij door de jaren heen een haat-liefdeverhouding mee heeft opgebouwd.

“Ik ben het idee erg genegen dat de ene helft stad is en de andere helft zee. Ik hou van allebei. Maar er zijn enorm veel zaken die beter kunnen in Oostende. Ik zit nu ook in een lokale actiegroep. ‘Wij zijn Oostende’ werd opgericht met enkele bewoners uit onze straat, die het hier in Oostende niet meer tof vinden. Weet je, ik voel me soms als Holle Bolle Gijs in de Efteling: ‘Papier hier!’. Ik voel mij als Oostendenaar eerder iemand uit een pretpark. Als alle lichten zijn gedoofd, gaat iedereen naar huis en blijven wij met het afval zitten. Ik mis een duurzame visie op de stad, een visie die niet alleen op de toeristen is gericht, maar ook op een aangenaam en leefbaar Oostende voor de inwoners zelf. Anders dreigen we Oostende kapot te maken.”

qsdf
qsdf

Visueel verhalen vertellen in ‘Bildnis’

“Dit voorjaar ben ik curator van de experimentele filmreeks Bildnis in De Grote Post in Oostende, met als thema ‘show, don’t tell’. Daar probeer ik te tonen wat mij beïnvloed heeft als filmmaker. Peter Greenaway bijvoorbeeld, die bewees hoe je non-lineair en visueel hele verhalen kon vertellen, met technieken die op vandaag courant zijn. De docu Koyaanisqatsi heeft ook veel betekend. Regisseur Godfrey Reggio was de eerste die gebruikmaakte van de timelapse. Daar was ik oprecht van onder de indruk. Want als puber zag ik hier alleen maar films als Koko Flanel in de bioscoop. Tot ik ontdekte dat je ook verhalen op een andere, vooral visuele, manier kon vertellen.”

Wie is Bavo Defurne?

Bavo Defurne werd in 1971 geboren in Gent en groeide op in Oudenburg. Op vandaag woont hij met zijn partner Yves Verbraeken in Oostende.

Hij volgde videokunst aan Sint-Lucas Gent en debuteerde met zijn kortfilm Atlantis in 1990. In de jaren negentig maakte hij heel wat kortfilms, om in 2011 zijn langspeeldebuut te maken met Noordzee, Texas. In 2016 gooide hij alweer hoge ogen met de film Souvenir.

In zijn vrije tijd schrijft Bavo scenario’s en volgt hij een cursus pottenbakken.

Info: www.bavo.org

Het is zo’n wintermorgen waarop het binnenland gehuld is in mist en de kustlijn in een zacht gloeiend licht, het soort waar regisseurs het warm van krijgen. Geen beter moment om met Bavo Defurne het verlaten strand van Oostende op te stappen. Hij woont er op amper een paar straten van en hoewel hij het lang niet echt wilde toegeven: de zee zit hem toch in het bloed, net als bij zijn vader en grootvaders. “Ik heb heel lang gedacht dat ik anders was dan mijn vader. En hij vast ook.”

Waarom?

“De artistieke wereld is speels en het lijkt soms alsof we leven van de hemelse dauw, terwijl het een heel harde stiel is en we veel moeite moeten doen om een project op poten te zetten. Maar hij leek uit een andere wereld te komen. Mijn vader deed als jongeman de lange omvaart. Dat zat in de familie. Mijn broer werkt als loods en mijn beide grootvaders werkten op een scheepswerf. Een van hen stamde uit een vissersfamilie. En mijn vader heeft de wereld gezien in een van die witte bananenboten. Wie kon in de jaren vijftig zeggen dat hij in Ecuador geweest was? Hij heeft altijd die wil gehad om de wereld te zien, de openheid om verder te kijken dan je achtertuin, te durven reizen naar de overkant. Het was pas toen Isabelle Huppert (de bekroonde Franse actrice die de hoofdrol in zijn film ‘Souvenir’ speelde, red.) mevroeg wat mijn vader deed, dat ik het mij begon te realiseren: dat je als kapitein in zekere zin ook een regisseur bent. Je bepaalt de koers en werkt met een heel team rond je. Als de techniek het laat afweten of de bemanning, dan raak je nergens. Een andere analogie die ik pas later ontdekte, is dat de boot niet van hem was, maar van de reder. Met mijn film was dat ook zo. Uiteindelijk is die een commerciële eigendom van een studio. Misschien ben ik toch een kloon van mijn vader en is het puberale idee dat ik anders ben, toch een illusie aan het worden.”

“Kinderen worden alsmaar meer behandeld als heilige kasplantjes”

Wilde je als kind al verhalen vertellen?

“Met mijn beste vriendje liep ik vooral vierkantjes rond de speelplaats. We vertelden elkaar verhalen en schreven samen strips. Hij is dat laatste ook echt gaan doen en werkt nu mee aan onder meer de stripreeks van F.C. De Kampioenen. Ik denk dat wij als kind wat eenzaam waren. Mijn meeste films gaan ook over mensen die er niet bij horen. Als kind voel je heel snel dat je… anders bent. We voetbalden niet met de andere jongens, speelden niet met de meisjes en creëerden dan maar onze eigen wereld. Mijn eerste film Noordzee, Texas gaat daar ook over.”

Gingen ze daar thuis in mee?

“Ja, mijn beide ouders hebben mij gesteund toen ik naar de kunstschool wilde gaan, wat niet vanzelfsprekend was. Nu is dat anders. Ik stam uit een generatie die daarvoor moest vechten, toen mensen nog zeiden dat we maar beter een ‘normale’ studie volgden. Nu zijn de zogeheten bakfietsouders trots dat hun kinderen die richting kiezen. (glimlacht) Als je vroeger over prestige sprak, kwam je uit bij een advocaat, op vandaag is dat bij installatiekunstenaar. Maar mijn ouders waren vrij progressief, ja. Ze voelden ook al snel dat dit iets voor mij was.”

qsdf
qsdf

Is het een vak dat je zelf zou aanraden?

“Ik weet het niet. In Sint-Lucas zijn we indertijd met 16 begonnen en studeerden we met twee af. In Vlaanderen zijn er nu, denk ik, zes filmscholen en aan de KASK, waar ik lesgeef, zijn er dit jaar veertig studenten. Véértig!

Dat zijn er veertig die allemaal dromen van grote arthousefilms. Zelfs een Jan Verheyen ziet de gouden gloriejaren van de Vlaamse film hun glans verliezen, wat gaan wij dan in godsnaam doen met véértig arthousefilmmakers? Veertig studenten straks loslaten op de markt, dat is je reinste kamikaze. Als iemand als Gust Van den Berghe zelfs geen verdeler vindt…”

Visueel verhalen vertellen in ‘Bildnis’

“Dit voorjaar ben ik curator van de experimentele filmreeks Bildnis in De Grote Post in Oostende, met als thema ‘show, don’t tell’. Daar probeer ik te tonen wat mij beïnvloed heeft als filmmaker. Peter Greenaway bijvoorbeeld, die bewees hoe je non-lineair en visueel hele verhalen kon vertellen, met technieken die op vandaag courant zijn. De docu Koyaanisqatsi heeft ook veel betekend. Regisseur Godfrey Reggio was de eerste die gebruikmaakte van de timelapse. Daar was ik oprecht van onder de indruk. Want als puber zag ik hier alleen maar films als Koko Flanel in de bioscoop. Tot ik ontdekte dat je ook verhalen op een andere, vooral visuele, manier kon vertellen.”

Bavo raakt op dreef, laat zelfs zijn thee koud worden. Hij is niet het type dat snel kwaad te krijgen is, maar als het over zijn passie gaat, is hij wel brutaal eerlijk en gutsen de woorden eruit. Hij houdt dan ook een bevlogen pleidooi voor een numerus clausus in het kunstonderwijs en somt enkele voorbeelden op, waarbij dat vruchten opgeleverd heeft. Al weet hij ook dat zo’n beperking niet simpel is, omdat veel scholen vaak gesubsidieerd worden per student. “Weet je, regisseurs die al een aantal films hebben gemaakt, maken automatisch kans op een subsidie van het Vlaams Audiovisueel Fonds. Een paar jaar geleden waren dat zo’n 70 regisseurs, op vandaag zijn er dat al 90, terwijl het VAF maar geld heeft om acht of negen films per jaar te ondersteunen. En de realiteit is dat er eerder gekeken wordt naar een Jan Verheyen dan naar een arthouseregisseur. In de bioscoop wil ik iets unieks ontdekken, wil ik anderhalf uur in een andere wereld terechtkomen en mag die bij voorkeur zelfs mijn eigen leefwereld veranderen. Sorry, maar dat heb ik niet als ik ga kijken naar ‘die leuke voetbalclub’, zelfs al werd daar veel geld in gepompt. En dan nog… Ook een Verheyen moet het doen met een beperkt budget. Hij moet verdorie haute cuisine brengen met het geld voor een hamburger. Nee, dan voel ik me nog iets te veel in het Vlaanderen van de parochiezalen.”

Het was ook geen sinecure om je laatste project van de grond te krijgen, zelfs met Isabelle Huppert, een van Europa’s meest gerenommeerde en gelauwerde actrices.

(knikt) “Isabelle speelde dat jaar ook mee in Elle van regisseur Paul Verhoeven, die haar een Oscarnominatie opleverde. Met zijn budget en draaidagen maken wij hier drie films. Dat wil ook zeggen dat iemand als Isabelle gewend is dat er drie keer meer aandacht is voor details. Dat wrong af en toe op de set, ja. Maar je bent aan heel veel zaken gebonden, zeker op financieel vlak. Om subsidies te krijgen, moesten we bijvoorbeeld draaien in Luxemburg. Maar met een crew van ginder, die niet dezelfde gedrevenheid heeft als de mensen van hier, is dat niet simpel. En dan moet je ook zorgen dat je voldoende straten uit Luxemburg in beeld brengt, dat je Franse acteurs hebt… op den duur keer je terug naar die Europudding van films, met een Britse acteur en een Franse actrice in een Duits decor.”

“Als regisseur en acteur mag je nooit oordelen over je personages.”

“Weet je, met ons scenario van Souvenir wonnen we een prijs in Duitsland en konden we Isabelle Huppert meekrijgen in ons verhaal. Toen we daarna gingen aankloppen bij allerlei zenders en investeerders in België, waren ze allemaal bijzonder lovend, om dan een paar dagen later te laten weten dat ze het niet zouden doen, omdat de film niet in het Vlaams is. Dat is een soort kortzichtigheid waar ik kwaad van word. Ik ben trots op mijn Vlaamse identiteit, maar nog meer op die van mezelf op deze planeet. In de filmwereld zouden we niet zo mogen in hokjes denken. Het stomme is dat Souvenir drie keer meer bezoekers heeft gehaald in Nederland dan hier. De film is intussen verkocht aan 35 landen, zelfs aan Taiwan. Ik ben zelf nog niet in 35 landen gewéést. Het zit soms vreemd in elkaar. Noordzee, Texas staat al sinds 2011 op de Amerikaanse Netflix. De film maakt daar zelfs winst en heeft al meer kijkers opgeleverd dan hier in de bioscoop. Terwijl je hem bij ons niet eens op Netflix vindt.”

“Pottenbakken geeft me rust”

“Als je een film maakt, ben je van zoveel factoren afhankelijk. Vroeger, in de begindagen, deden we alles zelf. Voor mijn kortfilms sleurde ik mee aan het materiaal, ging ik letterlijk knippen. Op vandaag is alles veel geautomatiseerder. Misschien kan ik me daarom nu zo uitleven in het pottenbakken. Ik zag hoe mijn man gelukkig werd van zo’n creatieve cursus, dus besloot ik ook iets creatiefs te doen. Pottenbakken was het eerste waar ik op botste. Ik vind het geweldig om zo met mijn handen bezig te zijn. Het zorgt voor rust.”

Ben je al bezig aan een volgende film?

“Ik ben volop aan het schrijven. Maar ik weet niet of dat noodzakelijk voor een film is. Mijn kracht is het vertellen van verhalen, met emoties in een esthetische wereld. Maar misschien wordt dat een boek, een opera of theaterstuk. Want die jarenlange zoektocht naar geld om een project op poten te krijgen, is niet bepaald motiverend. En al zeker niet als je er van moet leven. Zo is er een heel mooi boek, Le Finistère, dat een prachtig verhaal vertelt, maar moeilijk te financieren is. Het gaat immers over een Amerikaans puberjongetje dat op een kostschool verliefd wordt op zijn leraar. Een heel mooi, ontroerend boek dat een bizarre invalshoek heel genuanceerd brengt. Maar een film over een relatie tussen een kind en een volwassene, dat krijg ik niet verkocht, vrees ik.”

Heb je het gevoel dat we preutser zijn geworden op dat vlak, of hypocrieter?

“Preutsheid ís hypocrisie. Ons land is in een nationale kramp geschoten sinds Dutroux. Dat was een scharniermoment, net zoals 9/11 een moment is geweest dat ons anders deed kijken naar de islam en de rol ervan in de westerse wereld. In mijn kortfilms kwamen liefde en seksualiteit vaak aan bod, altijd op een zeer respectvolle manier. Maar door Dutroux zijn we onze hippievrolijkheid kwijtgeraakt. Ik herinner mij mijn mama die in monokini in de tuin of op het strand lag. Geen haan die daar naar kraaide. Als ik nu naar de fitness ga, zie ik kinderen in hun onderbroek onder de douche staan. En dan denk ik: je bent je gewoon aan het wassen, niets meer, toch?”

“Veertig arthouseregisseurs op de markt loslaten? Je reinste kamikaze!”

“Maar ik denk ook dat het veel te maken heeft met het feit dat het typische kerngezin langzaam maar zeker verdwijnt. Mama werkt nu, net als papa. En de weinige tijd die er is voor de kinderen, willen ze compenseren. Ze bouwen een hele prinsen- en prinsessencultuur rond hen. Die kinderen worden heilige kasplantjes, onder een stolp, waardoor het voor ouders alsmaar griezeliger is geworden om ze los te laten in de grote, boze wereld. Jammer, vooral omdat je de kinderen zo a priori belaadt – bezoedelt, bijna – met foute gedachten. Afstand nemen van je lichaam, dat is iets wat je als acteur ook moet doen en waar jonge acteurs iets preutser in geworden zijn.”

qsdf
qsdf

Wat was jouw eerste filmervaring overigens?

“Ik was een jaar of zeven toen mijn moeder me meenam naar Kramer vs. Kramer. Een film over een echtscheiding, dat was zelden gezien, ook bij ons. Ik ben die film blijven koesteren en nog elk jaar laat ik hem aan mijn studenten zien. Omdat hij een klassiek voorbeeld is van een sterk scenario, heel genuanceerd en heel belangrijk: zonder vooroordelen. Dat geef ik ook mee: oordeel niet over je personages, anders verval je te snel in clichés en op artistiek én menselijk vlak is dat een dood spoor. En hoe ruimdenkend jij en je omgeving ook zijn, vergeet niet dat veel mensen kortzichtig zijn. Ik hoorde van een portretfotograaf in Oostende, die een portret van een zwarte familie in zijn etalage had, dat hij daarop commentaar, zelfs racistische opmerkingen kreeg. Mensen zijn heel snel met hun oordeel. Als ik ook maar íéts met film wil bereiken, dan is het een andere kijk bieden, weg van die vooroordelen.”

“We dreigen Oostende kapot te maken”

Bavo heeft ooit in Brussel gewoond, maar na een paar maanden stond hij alweer in Oostende, de stad waar hij door de jaren heen een haat-liefdeverhouding mee heeft opgebouwd.

“Ik ben het idee erg genegen dat de ene helft stad is en de andere helft zee. Ik hou van allebei. Maar er zijn enorm veel zaken die beter kunnen in Oostende. Ik zit nu ook in een lokale actiegroep. ‘Wij zijn Oostende’ werd opgericht met enkele bewoners uit onze straat, die het hier in Oostende niet meer tof vinden. Weet je, ik voel me soms als Holle Bolle Gijs in de Efteling: ‘Papier hier!’. Ik voel mij als Oostendenaar eerder iemand uit een pretpark. Als alle lichten zijn gedoofd, gaat iedereen naar huis en blijven wij met het afval zitten. Ik mis een duurzame visie op de stad, een visie die niet alleen op de toeristen is gericht, maar ook op een aangenaam en leefbaar Oostende voor de inwoners zelf. Anders dreigen we Oostende kapot te maken.”

qsdf
qsdf

Wie is Bavo Defurne?

Bavo Defurne werd in 1971 geboren in Gent en groeide op in Oudenburg. Op vandaag woont hij met zijn partner Yves Verbraeken in Oostende.

Hij volgde videokunst aan Sint-Lucas Gent en debuteerde met zijn kortfilm Atlantis in 1990. In de jaren negentig maakte hij heel wat kortfilms, om in 2011 zijn langspeeldebuut te maken met Noordzee, Texas. In 2016 gooide hij alweer hoge ogen met de film Souvenir.

In zijn vrije tijd schrijft Bavo scenario’s en volgt hij een cursus pottenbakken.

Info: www.bavo.org