Mannen die koken

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (37), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Vandaag, lieve lezer, wil ik het graag met je hebben over het fenomeen ‘Mannen die koken’. Dat komt zo: op zondag doen mijn lief en ik niets liever dan de hele dag door eten in onze mond te steken. Bij voorkeur ouderwets eten: kroketjes met spinazie in roomsaus, gekaramelliseerd witloof, pommes dauphines … als het maar doet denken aan familiefeesten anno 1989 is het goed. Het vlees is wat mij betreft ondergeschikt maar zoiets krijg je aan een man niet verkocht. Neen, als een man kan kiezen, gaat er minstens een half kadaver in de oven. Zo ook afgelopen zondag toen er orloffgebraad op het menu stond. ‘Hoe moeilijk kan het zijn?’ vroeg mijn lief zich retorisch af, ‘Dat kan ik ook. Jij, schat, moet vandaag eens niets doen’. Waarna hij een blik in mijn richting wierp die zoveel wilde zeggen als: ‘Ik hoop dat je beseft dat je de ‘Man der mannen’ hebt binnengehaald en het zou van gepaste dankbaarheid getuigen als je nu op je knieën valt en mijn voeten kust.

Hoever kan ik gaan in mijn bewondering voor hij beseft dat ik hem aan het uitlachen ben?

Want het is een feit dat mannen applaus verwachten wanneer ze voor een vrouw koken en dat vind ik dan weer een beetje dubbel. Aan de ene kant denk ik: ‘Positief bekrachtigen, die handel.’ Aan de andere kant: ‘Gast, doe eens normaal. Ik kook al twintig jaar voor mannen en de eerste die na de maaltijd in tranen uitbarst en een gedicht voor me schrijft, moet nog geboren worden. Daarom kies ik in dergelijke situaties voor een gecombineerde reactie en ga na hoever ik kan gaan in mijn bewondering voor hij beseft dat ik hem aan het uitlachen ben. Dus toen mijn lief het vlees aan het insnijden was en uitriep: ‘Kijk Steph, hoe goed ik dit kan! Misschien moet ik slager worden?’ antwoordde ik met: ‘Amai!!! Dat doe je inderdaad wel héél goed! Maar slagers doen, denk ik, wel meer dan orloff maken. Misschien kan je je specialiseren in vlees opvullen met kaas en hesp?’ Ik kon gerust nog wat verdergaan, want hij antwoordde met: ‘Ja! Een orloffrestaurant!! Volgens mij zou dat een enorm succes worden! Ik kan me niets anders voorstellen, knikte ik bevestigend, ‘stuur anders eens een foto in de familie-WhatsApp?’ stelde ik voor, terwijl hij intussen het vlees aan het strelen was. ‘Denk je dat ze zullen geloven dat ik dat heb gemaakt?’ vroeg hij, terwijl hij zijn telefoon in de hand nam en aan een soort van collage begon. ‘Zo’n kunstwerk?!’ riep ik vol verbazing uit, ‘Nooit! Maar ik ben getuige!

In elk geval: de enige die reageerde, was zijn vader. Omdat zijn moeder op dat moment waarschijnlijk naar haar man aan het kijken was en dacht: ‘Gast, doe eens normaal, ik ben je al dertig jaar aan het voederen. Waar is mijn applaus?