Luc Dufourmont: “Het probleem met feesten is dat ze eindig zijn”

"Van zodra mijn nicht die noot zong, kroop ik onder tafel. En bleiten! Echt elk jaar weer." © Pieter Clicteur
Bert Vanden Berghe

De eeuwige punkrocker Luc Dufourmont kennen we als frontman van ID!OTS en van zijn rol in Bevergem. Hij heeft al zijn hele leven de grens opgezocht, letterlijk en figuurlijk. Beroepsmatig, met zijn broers en in zijn gedachten. En feesten, daar is hij ook altijd voor te vinden, zeker omdat het in zijn DNA zit. “Als kind lag ik daar wakker van: ik wilde niet begraven worden in een kerk.”

“De beste feestjes, dat zijn de spontane feestjes. Ge gaat dat zien, gasten. We zijn nog niet thuis, hoor”, grijnst hij. Zijn manager had ons gewaarschuwd. Een interview met Luc is geen interview, maar een… belevenis. Vijf uur later, op een kerkhof nota bene, kunnen we dat alleen maar beamen. En toch begon het eerder banaal, in zijn mancave in de tuin, compleet uitgerust met zelfs een oven en een vaatwas. In zijn koelkast alleen maar bier. En één Chinese kool. “Als je hier over twee weken komt, dan zal er amper aan dat bier geraakt zijn”, klinkt het plechtig. “En die kool? Euhm, die zal op zijn”, antwoordt hij droog. Luc heeft een heel uitgesproken vorm van humor, de ene keer subtiel, de andere keer er los over. Hij bulkt van de anekdotes en verhalen, niet altijd voor publicatie vatbaar. Het soort waarvan je je afvraagt waar hij ze in godsnaam haalt, zoals dat van de 16 paletten met televisies die zijn vader had verzameld en die hij uit zijn mancave moest sleuren. “Maar goed, feesten dus. Het klinkt misschien vreemd, maar op de een of andere manier moet ik dan ook denken aan begrafenissen.”

“Als er leven is na de dood, wat komt er dan daarna?”

De toon is meteen gezet, zeker omdat we bij hem thuis ook priesterkleren opmerken. Een dag later mag hij immers als priester een oorlogsherdenking leiden. Of hij gelovig is, vragen we hem. “Maar jong, wat een moeilijke vragen.” Waarna hij voluit vertelt over de broeders en hun reputatie op de school waar hij zat, de frustratie die hij daaraan overhield, of over de smoesjes die zijn vader altijd verzon om op zondag niet naar de kerk te moeten. “Eigenlijk is het christendom de rode draad in al onze feesten. En je mag nog de grootste ketter zijn, als je thuis bent op paasmaandag, klaag je niet. Maar of ik gelovig ben? Ik geloof in de kracht van de natuur. Ik zou graag hebben dat er ‘iets’ is na de dood, maar als er een leven is na de dood, wat komt dan daarna? Weer dood of nog meer leven? Het is iets vreemds, dat doodgaan en alles wat daarbij komt. Weet je, als kind lag ik daar wakker van: ik wilde niet begraven worden in een kerk.”

“Als je je ouders, tantes en nonkels begraaft, komt het besef: shit, het is nu aan ons.”© Pieter Clicteur

En toch denk je bij feesten meteen aan begrafenissen?

“Ik denk dan vooral aan die van mijn ouders. Tijdens die begrafenissen was het net alsof ik onder zware medicatie zat. Je ondergaat die dag: de vele handdrukken en kussen van mompelende mensen die je wel hoort praten maar van wie de woorden niet echt binnenkomen, de kerkgeur, de wierook op het einde, muziek, liedjes, familie… Allemaal zeer pakkend en het brengt ook een soort warme gloed met zich mee. Het is moeilijk te omschrijven, maar wie zijn ouders al begraven heeft, begrijpt ongetwijfeld wat ik bedoel. Het brengt je als familie ook dichter bij elkaar. Mijn vader is gestorven in 2006, mijn moeder in 2014, overigens precies op de dag dat de eerste cd van ID!OTS werd gelanceerd. Ik heb opgetreden die dag, ja. Niemand wil dat je een hele dag loopt te bleiten. Maar je bedenkt opeens wel dat je ouders weg zijn en bijna al je nonkels en tantes. En dan komt het besef: shit, het is nu aan ons. Wij zijn de volgende.”

We dachten dat je gezelliger was op feestjes…

“Ik heb eigenlijk een hekel aan feesten. (lacht) Simpelweg omdat daar meteen een verwachting aan vasthangt. Want hoe fijn is het niet, als je iets binnen gooit bij een copain met min of meer voorbedachte rade? Je krijgt de vraag om te blijven eten, maar er is niet veel in huis. Dus gaan de venten eerst op boodschap en… nog een pint pakken. Krijg je drie ongeruste telefoontjes, maar ‘geen zorgen, wij kijken voor alles’. Om dan vast te stellen dat je de kolen voor de barbecue vergeten bent en in het terugkeren nog langs de nachtwinkel moet passeren.”

“Roland is mijn grote voorbeeld, ik hoop echt dat hij 150 jaar wordt”

“Kijk, dát is voor mij een feest. Want al die trouwfeesten – met alle respect voor mijn vrienden die getrouwd en veelal weer gescheiden zijn… daar heb ik een hekel aan. Alwéér kalkoen met kroketten. (blaast) Ik heb in mijn leven twee legendarische trouwfeesten meegemaakt. Het eerste was dat van mijn zus, ik was toen 15 jaar. Iedereen kreeg aan de ingang een ouderwetse breugelpot en er was bruin bier van ‘t vat. Mijn broers en ik waren de dj’s van dienst en haar man trad op met zijn vrienden. Machtig! Al hield ik wel een levercrisis over aan die fles Martini, maar kom… Het tweede trouwfeest was dat van mijn goeie vriend Joost Laperre, een feest dat één nacht en twee dagen duurde. Heerlijk was dat. Het probleem met feesten is dat ze vaak ook eindig zijn. Eigenlijk heeft onze familie één groot verleden van feesten en bijeenkomsten.”

Luc Dufourmont:
© Pieter Clicteur

Vertel.

“Mijn groottante, de zus van mijn grootmoeder, had een café op de grens: Le drapeau français. Daar was ook een bakkerij en confiserie in ondergebracht. Machtig. Elke zondag gingen we er aperitieven. De geur van Ricard, van Gauloises en van de verse tomatensoep van mijn groottante… echt, die is niet meer te evenaren. De nonkels waren aan het kaarten en rookten ondertussen een sigaar en als er iemand bleitte, kreeg hij twintig frank. Het was de sfeer van oneindige zondagen. We waren perfect tweetalig ook. En van zodra een gevoelig onderwerp ter sprake kwam, werd er overgeschakeld naar het Frans. Ik herinner mij een moment waarop ik naar een clip van Golden Earring op tv aan het kijken was, toen mijn tantes begonnen: “t’ as entendu de madame V.? Elle zit met een vleesboom.” Ik zat gefascineerd te luisteren. Ik heb echt jarenlang gedacht dat vrouwen vanbinnen biefstukken kweekten. Dat leek me iets verschrikkelijks.”

Mis je dat, die familiebijeenkomsten?

“Ik vraag me af hoelang die nog blijven bestaan, als memé en pepé wegvallen. Toen ik een klein manneke was, hadden we familiefeesten waar we koeientong met kroketten aten. Er was ook altijd familie uit Frankrijk op bezoek. Ik had een nichtje Beatrice, een prente van het soort dat je alleen maar zag in de Franse films van Truffaut. Ik was zes, zeven jaar en ik kreeg mijn eerste kittelinge. En ze zong nog ook. (blaast)Le Facteur van Georges Moustaki, in duet met mijn neef Pierre. Van zodra ze de woorden ‘il est parti‘ zong, kroop ik onder de tafel. En bleiten! Echt elk jaar weer. En als ik niet kon slapen, luisterde ik naar Franse theaterstukken op France Cultur. Ik legde de radio onder mijn hoofdkussen en stelde mij dan van alles voor. Ik luisterde ook naar klassieke muziek, afgewisseld met Radio Caroline op de middengolf.”

“Al die trouwfeesten… wééral kalkoen met kroketten.”© Pieter Clicteur

Maar rock én uitgaan leerde je van je broers.

“Op mijn zestiende had ik een brommertje waarmee ik na school naar cafés als de Stoovebuuze, de Krimson, de Vagant en de Jacobin trok. Ik was de jongste van vier. En als ik met mijn oudere broers mee was, had ik altijd het perfecte excuus. We haalden ook best wel wat stoten uit.”

Zoals?

“Die keer toen mijn broer en ik op oudejaarsavond wat zouden gaan drinken in Kortrijk. De spoorweg in Lauwe lag open. “

“Ik was 16 en had iets te veel naar The Dukes of Hazzard gekeken, de serie waar steevast een auto door de lucht vloog. Ik kon mijn broer, die met een Ford Taunus met dikke banden reed, uiteindelijk overhalen om met een grote snelheid over de spoorweg te rijden. Maar we haperden en zaten vast, met de neus van de auto naar boven. En toen gingen de slagbomen naar beneden… We hadden geluk dat op het andere spoor een locomotief traag afkwam. Vijf minuten later stonden de politie en de takelwagen daar. De politiemannen hebben uiteindelijk geen boete uitgeschreven en wensten ons een gelukkig nieuwjaar. Ze waren iets minder beleefd toen ik vroeg of ze ons naar huis wilden brengen. (lacht) Een paar weken later kwam een bruine enveloppe toe met een boete van de Spoorwegen. Het bedrag? 150 frank…”

“De geur van Ricard, van Gauloises en de verse tomatensoep van mijn groottante… echt, dat is niet meer te evenaren.”© Pieter Clicteur

Je lijkt me een mens die in veel gerust is…

“Nee, hoor. De motor in mijn hoofd is constant aan het draaien. Maar ik slaap goed, ja. Waarvan moet je wakker liggen? Ik denk dat ik tamelijk bewust bezig ben. Ik ben geen ongezonde mens, ga niet veel op café en dat roken valt ook mee. Ik ben wel een tamelijke zenuwpees. Ik heb graag dat alles gepland is en op papier staat. Mijn vrouw vindt dat ik een licht autistisch trekje heb.”

Sinds ‘Bevergem’ heb je een artiestenstatuut, waardoor je nu een onzeker bestaan hebt. Is dat niet frustrerend dan?

“Flip Kowlier vroeg het me al ergens begin jaren negentig: ga je springen of ga je blijven aan de grens werken? Ik had een vast inkomen, alimentatie te betalen… Of ik spijt heb dat ik niet gesprongen ben? Nee, want voor hetzelfde geld ga je op je bek. Noem eens tien muzikanten in België die kunnen leven van hun muziek. Ik ken er niet veel, hoor. Roland is op dat vlak mijn grote voorbeeld en ik hoop uit het diepste van mijn hart dat hij 150 jaar wordt. Hij is het levende bewijs dat leeftijd tussen de oren zit. Nu wordt het pas geestig, zegt hij. Hij moet zich niet meer verantwoorden. En ja, financieel moet je jezelf al eens heruitvinden. Maar ik heb al elke keer het geluk gehad dat er iets op mijn pad kwam, net op het moment dat ik er wakker van zou moeten liggen. Nee, laat mij maar doen. Ik amuseer me.”

“Ik heb graag dat alles gepland en op papier staat. Mijn vrouw noemt het een autistisch trekje.”© Pieter Clicteur

Waarna hij de daad bij het woord voegt en zich in zijn priesterkostuum hijst voor de foto. “Kyrie eleison!”, roept een passant. “Ja, Kyrie eleison”, antwoordt Luc. “Da’s een beetje zoals Gent-Wevelgem. Schone koers!”

Prequel van ‘Bevergem’?

Veel collega’s uit Bevergem zijn volop aan het schrijven. “Ik had zelf ook een idee, voor een prequel van Bevergem. Eentje die draaide rond de bende van de roste. Maar het bleek te complex te zijn, naar rechten toe. Maar je weet nooit. Ik heb me erg geamuseerd met Lamoot en Galle, met hen zou ik graag nog eens iets doen. Wat Bevergem betreft, ben ik eeuwig schatplichtig aan Bart (Vanneste, red.). Het bedrijf waar ik toen werkte, was net failliet gegaan. Die rol kon op geen beter moment komen. Ik hoop dat hij ook aan mij denkt voor zijn nieuwe serie.” (grijnst) Zelf speel ik met het idee om ‘te koken met vinyl’. Een format à la 1000 seconden met Felice. Tijdens de ene kant van een plaat maak je een hoofdgerecht klaar, tijdens de andere kant doe je de bijgerechten en de afwerking. Ajuintjes snijden op Judas Priest… machtig!”

Luc Dufourmont:
© Pieter Clicteur

Wie is Luc Dufourmont?

Luc Dufourmont woont in Rekkem. Hij is al 25 jaar samen met Inge Flypo en is vader van Cléo (27), Nina (17) en Onah (14).

Hij werkte 35 jaar als dispatcher aan de Frans-Belgische grens. Hij was frontman van de Ugly Papas, de band die optrad van 1989 tot ’97. Daarna speelde hij bij Two Russian Cowboys en later bij Spokane 4774. In 2012 richtte hij samen met Tom Denolf, Wouter Spaens en Dick Descamps de rockband ID!OTS op.

Luc raakte bekend in Vlaanderen met de serie Bevergem en was ook te zien in de reeksen It’s Showtime en Callboys en de film Cargo. Straks is hij ook te zien in Professor T. en Callboys II en in de film Coureur. Voor Focus/WTV maakte hij onlangs, samen met Joost Laperre, de reeks Terug van Weggeweest.

“Koffiekoeken op het graf van Ensor”

Luc zit nooit om een anekdote verlegen, zeker niet als het op optredens aankomt. “Na het optreden van ID!OTS onlangs op de Paulusfeesten was ik blijven plakken in het Manuscript in Oostende. Ik zou slapen in mijn busje aan het station, maar ben uiteindelijk ‘s morgens vroeg met de camionette naar Raversijde gereden samen met twee drummers. En daar ben ik even gaan liggen op 50 meter van het strand. Na anderhalf uur kwam de zon door en werd ik wakker. Ik heb toen een lange wandeling gemaakt naar Oostende en opeens kreeg ik honger. In Raversijde kocht ik een koffie en twee boterkoeken, die ik opat op het graf van Ensor. Het strafste was dat ik mijn auto niet terugvond toen ik terugkeerde. Bleek dat ik de hele tijd in de verkeerde straat keek… Het was uiteindelijk al tegen de middag toen ik hem terugvond. Typisch…”

Prequel van ‘Bevergem’?

Veel collega’s uit Bevergem zijn volop aan het schrijven. “Ik had zelf ook een idee, voor een prequel van Bevergem. Eentje die draaide rond de bende van de roste. Maar het bleek te complex te zijn, naar rechten toe. Maar je weet nooit. Ik heb me erg geamuseerd met Lamoot en Galle, met hen zou ik graag nog eens iets doen. Wat Bevergem betreft, ben ik eeuwig schatplichtig aan Bart (Vanneste, red.). Het bedrijf waar ik toen werkte, was net failliet gegaan. Die rol kon op geen beter moment komen. Ik hoop dat hij ook aan mij denkt voor zijn nieuwe serie.” (grijnst) Zelf speel ik met het idee om ‘te koken met vinyl’. Een format à la 1000 seconden met Felice. Tijdens de ene kant van een plaat maak je een hoofdgerecht klaar, tijdens de andere kant doe je de bijgerechten en de afwerking. Ajuintjes snijden op Judas Priest… machtig!”