Het volume van de wereld

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.

De wereld staat luid. Dat is wat ik als hooggevoelig zieltje al altijd ervaar, maar sinds enkele maanden merk ik dat het mij niet enkel in dat stukje van mijn persoonlijkheid raakt. De wereld heeft haar volumeknop wagenwijd opengezet en dat hoor je, of je nu hooggevoelig bent of niet. Ik moet mezelf al corrigeren. Niet de wereld draaide aan de knop, wij zijn het die schreeuwen, claxonneren, boren en zagen zonder rekening te houden met deze aardbol en met elkaar.

Het lawaai van de wereld kroop voor het eerst onder mijn vel toen ik met pasgeboren I. in de draagtas ging wandelen. Het was meestal de enige methode om mijn dochter een paar uur in slaap te krijgen overdag, dus ik trok er vaak op uit. Echt rustgevend waren die wandelingen niet. Ik hoste van verbouwing naar verbouwing, haastte me weg van elke autodeur die met een knal werd dichtgegooid, probeerde luid bellende voorbijgangers te vermijden, kromp ineen bij elke brommer die ik in de verte hoorde afkomen en stak de straat over bij… nog maar eens een verbouwing. Ik dacht toen nog dat het beginnend moederschap mijn antennes wat overstuur maakte, dat ik overdreef. Nu I. eindelijk beslist heeft overdag in haar bedje te dutten, valt het me op dat ik me tijdens het wandelen nog steeds erger aan alle harde geluiden.

“Alles moet snel gaan. En wie snel gaat, maakt veel lawaai”

Alles moet snel gaan. Dat zou volgens mijn lief de voornaamste verklaring zijn. En wie snel gaat, maakt nu eenmaal veel lawaai. Snel even een pakje ophalen bij de post? Met een klap die autodeur dichtvlammen. Snel een telefoontje naar de verzekering? Dat combineren we met onze fietstocht van het werk naar huis, luid roepend om over… nog een verbouwing uit te komen. Snel de planten van grootmoeder water geven terwijl ze in het ziekenhuis ligt? We sprinten met luide voetstappen de trap op en laten achter ons de zware, houten deur weer in het slot vallen. Snel naar de auto om ook die met luid optrekkende motor in gang te rijden, want we hadden eigenlijk alweer ergens ander moeten zijn. Snel een paar mails beantwoorden? We rammen op ons toetsenbord alsof we daardoor sneller antwoord zullen krijgen.

Het zal vast de vermoeidheid zijn van het prille moederschap die me mijn liefde voor rust en eenvoud deed herontdekken waardoor ik die snelheid niet lijk te halen en maar de stilte niet vind. Nu I. stapt, gaat de trip naar de bakker en weer trager dan ooit en ik geniet van elke seconde van haar getreuzel. Bij elk gevallen herfstblad stoppen, het blaadje oppikken en in mijn hand proppen. Elk trapje bij elke deur wordt uitvoerig getest, elk hondje nagewezen en wanneer de kerk zijn klokken laat luiden, staan we stil tot de muziek is uitgespeeld. Secuur leert ze mij gas terug te nemen, de tijd te nemen voor elke handeling en weer te letten op de geluiden die ik wel wil horen: beiaarden, wind die langs de bladeren van bomen ruist, vogels die fluiten. Misschien moeten we met zijn allen weer meer ‘Graag Traag’ posters aan onze ruit hangen. Niet enkel doelend op de snelheid van de auto’s. Maar vooral op de snelheid van onszelf in de wereld. En dan onze blik richten op wat onder ons gebeurt, boven ons, een hondje aaien en weer doorgaan.