Het rouwende zondagskind

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.

Ik begeef me niet vaak in de literaire wereld. Ook al ben ik auteur, omringd door collega’s voel ik mij daar nooit echt thuis. Maar afgelopen weekend was er zoals elk jaar in maart het Memento Woordfestival in Kortrijk. Daar voel ik me wel thuis, op dat festival heb ik mijn eerste podiumervaringen opgedaan. Jaren geleden zat ik achter een paravan, waar mensen één op één een gedicht van mij voorgelezen kregen. Er is een man die ik nog af en toe tegen het lijf loop in Kortrijk en die me nog altijd naroept met: ‘Aha! Het meisje van de Weense wals!’. Ik heb er met Maud Vanhauwaert voorgedragen en een woning ingepalmd met Brihang. Tijdens Memento zijn (nieuwe) ontmoetingen gemakkelijk omdat ik er jaren na elkaar mezelf heb voelen groeien als schrijfster.

In die sfeer van zelfzekerheid ontmoette ik er vorig weekend N.. N. is een Nederlandse schrijfster en we volgen elkaar al een tijd op sociale media. We waren samen zwanger, hadden nota bene dezelfde uitgerekende datum en onze kindjes lijken veel van elkaar mee te hebben: lachebekjes die graag wakker zijn om niks van deze gekke wereld te moeten missen. Ik voelde mezelf tijdens onze babbel stralen. Het was lang geleden dat ik me, in gesprek met een collega-schrijver, zo gelijkwaardig had gevoeld. We hadden het over onderbroken nachten en onze nieuwe boeken, ik complimenteerde haar met de nieuwe haarkleur. Ik voelde mij vrouw. Meer nog, ik voelde mij een vrouw die het schrijverschap en het moederschap combineert. Het kan bizar klinken maar dat is voor mij geen evidentie, ik heb zulke gelegenheden nodig als spiegel.

Ze mogen er zijn, mijn zorgeloze zelf en mijn stuk dat mensen mist

Datzelfde weekend vond ik mezelf op zaterdagavond terug in de boekenkeuken van Boekenhuis Theoria, in de donkerte omhuld met P., een dichter met wie ik jaren geleden na de boekenbeurs in Antwerpen ‘s nachts Turkse pizza had gegeten. Ik voelde mij in verbinding met P. even zelfzeker, evenveel mezelf als een dag eerder bij N. hoewel het gesprek de andere richting opging. Met P. had ik het over hoe traumatisch een bevalling kan zijn wanneer de start van je kleintje een heel wankele was. Het ging over bagage, een rugzak met verlies, verdriet en angst en hoe je die blijft dragen in je ouderschap. Ik kloeg over mensen die alle mooie dingen als vanzelfsprekend vinden. Mensen met luxeproblemen. Plots hoorde ik mezelf oordelen over het zondagskind dat ik me bij N. nog had gevoeld.

Vroeger zou ik dat problematisch hebben gevonden. Dan zou ik het zondagskind bij N. als niet echt hebben ervaren. Mij schuldig gevoeld hebben tegenover het rouwende stuk en me nog zwaarder maken bij P.. Maar nu weet ik dat het onzin is dat beide versies niet naast elkaar zouden kunnen bestaan. Ze mogen er zijn, mijn zorgeloze zelf en mijn stuk dat mensen mist. En elke nieuwe verbinding is een kans om een van de vele delen Siel wat water te geven en in de zon te plaatsen.