De eerste duizend dagen

© Pixabay
Siel Verhanneman

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (32), auteur en dichter.

Ik word er zo triest en moedeloos van, al het nieuws over de eerste duizend dagen van baby’s. Vooraf had ik het nooit kunnen voorspellen hoe het moederschap mij vaak volledig in beslag neemt. Dat ik mezelf naast schrijfster, partner en vriendin vooral als mama zie en me in geen van alle rollen die ik vervul, zo thuis voel. Ik hou van het voeden, troosten, knuffelen, zingen (ik haatte voorheen moeders die de hele dag liedjes in elkaar knutselden en nu heb ik een theme song voor elk dagdeel met mijn baby?!), ik hou van het gekir wanneer we haar kietelen en van haar kwade vuistjes wanneer de zoveelste broccoli op de grond belandt. Maar ik hou vooral van de nabijheid. Huid op huid, haar zien groeien en veranderen. Dat dikke vingertje volgen dat een mier voor het eerst ziet. Ook ik zou die eerste duizend dagen gewoon dat willen doen: er zijn. Dicht bij haar.

Ik denk trots dat het echt waar is. Ik ben haar mama. En ik ben daar

Ik dacht van mijn column gebruik te maken op die opinie voort te bouwen. Maar ik heb geen zin mezelf te verliezen in negativiteit. Dus ik heb beslist de rest van mijn tekens te wijden aan: een ode aan onze crèche. Hoe vaak ik op het werk ook een krop moet wegslikken omdat ik mijn kindje mis, ik weet dat ze er alles aan doen om haar overdag een veilige omgeving te bieden. Na al die maanden twijfel ik nog altijd hoe graag ze mij daar zien komen, met alweer een tasje mee waar te veel gerief in zit, zes zakjes met gekolfde moedermelk en twee achterstallige doktersbriefjes, onder de arm een baby met een te grote fietshelm, twee verschillende kousen en een longinhoud om u tegen te zeggen. Maar ze blijven ons lachend verwelkomen. In een inkomhal versierd in het thema van de week (ik heb echt een zwak voor thema’s) roepen ze er steevast een aantal kindjes bij, want ‘wie heeft er een ticketje voor de ochtendshow?’, die ochtendshow is mijn huilende dochter die stiekem zo goed als geen verdriet meer heeft vanaf ik uit het zicht verdwijn. Hoe zij alle kindjes met elk hun eigen persoonlijkheid te eten geven, in hun bedje leggen, hun tranen drogen en nog de tijd vinden ons bij het ophalen te vertellen wat ons exemplaar die dag allemaal heeft gedaan… als ik ze in die eerste duizend dagen moet missen, dan ben ik blij dat ze ondertussen daar in opstand kan komen tegen broccoli en andere groenten.

Maar waar mijn hart het meest van gaat gloeien, is het moment waarop ik haar ‘s avonds ga ophalen en ik in diezelfde hal wacht, de deur opengaat en ik een vijftal kindjes luidkeels hoor roepen: ‘Irene je mama is daar’. Dan denk ik trots dat het echt waar is. Ik ben haar mama. En ik ben daar.