Aspe Awards – Verhaal 4: Sofie Alossery

Redactie KW

Dit is een van de tien verhalen die meedingen naar de KW Publieksprijs van de Aspe Award. Het is geschreven door Sofie Alossery uit Koekelare.

“Weet je zeker dat hij er niet is vanavond?”

Ze ziet dat Maartje onrustig wordt. De peuter wiebelt kirrend op haar fietsje en kijkt voortdurend naar de straatlamp. Met haar klamme vingertjes probeert ze het licht op te vangen, iets wat ze altijd doet als ze angstig is. Het is ongewoon snel gaan schemeren. Het wegdek van de snelweg ruikt fris en glinstert als een onstuimige diepzee van asfalt. Chloë kijkt met gespannen nek in de richting van de zwijgende vrouw in kokerrok die het al drie kwartier vertikt om ook maar één woord te zeggen.

“Sarah, ik vroeg je wat. Ben je het zeker? Wat als h-“

Sarah draait zich in een ruk om. Het leer van haar rok schuurt tegen de glazen wand van het bushokje en trekt Maartjes aandacht. De vrouw glimlacht vluchtig naar het meisje en richt zich tot Chloë.

“Wees kalm. U en uw dochter zitten zo enkele kilometers boven de grond in een privéjet naar Oslo.”

Chloë had zich dagenlang hees gehuild op de mogelijke rampscenario’s. Sinds haar beste vriendin Kathy had verteld dat ze onvruchtbaar was, deed de vrouw er alles aan om Maartje uit te nodigen. Chloë praatte er met niemand over, uit angst om bestempeld te worden als een paranoïde weduwe. Bij de laatste ontmoeting had Kathy Maartje voor haar derde verjaardag een konijn geschonken. Omdat er op dat moment collega’s op de sofa zaten, accepteerde Chloë het aanbod. Na een weekend bij haar oom was het dier nergens te bespeuren. Om het ontroostbare meisje op te vrolijken, besloot Chloë om die avond haar ouders die enkele straten verderop wonen, te bezoeken. Wanneer het dampend bord stoofvlees met friet voor Maartjes neus werd neergezet, verdween haar pruillip als sneeuw voor de zon. Chloë had bij haar eerste hap gekokhalsd en haar tranen weggeslikt. Dit was geen rundsvlees, maar konijn. “Restjes van een barbecue van een vrouw aan het einde van de wijk”, vertelde haar vader. “Wat een vriendelijk mens”, glimlachte haar moeder met haar hand op zijn rug. “Zo charmant.”

Er verschenen rode hartsnoepjes in de brievenbus. Het gras errond begon te verkleuren door het pigment. De vrouw had de nieuwe jurkjes van Maartje met snoepprint gekocht en op haar eigen maat laten namaken, gewoon om het ‘s avonds aan te trekken wanneer Chloë en Maartje zaten te eten voor het keukenraam. Kathy zette vuilnis buiten in felroze poederjurken en Maartje vond het fantastisch. Na twee weken lagen er zeven dode vogeltjes aan de voordeur, in elk buikje een letter van Maartjes naam gekrast. In volle razernij had Chloë Kathy opgebeld en gescholden dat de politie haar al lang op het spoor was. Na haar tirade hoorde ze een mannenstem zeggen dat ze het badkamerraam beter zou sluiten. In volle vaart rende ze naar Maartje die op dat moment in bad zat. Het meisje zat met zwaaiende beentjes rustig te zingen op de badrand, wijzend naar het open raam. “Koud”, had ze gestameld, en in de verte zag Chloë een man met donkerblauwe puntschoenen in een taxi stappen.

“Het risico is te groot. Ik heb hier spijt van, ik had de politie moeten bellen, mijn broer, mijn vader.”

“Dat klopt. U koos alsnog om mij te contacteren via telegram. Dat was een slimme zet. Maar ik heb tijd nodig om situaties zoals deze op te lossen. Dankzij mijn graafwerk weet ik dat de man met de blauwe puntschoenen vandaag niet werkt op de luchthaven. Zijn collega’s zijn gescreend. Ik doe mijn werk zorgvuldig. Stil nou maar.”

“Waarom vertel je me niet hoe je te werk gaat? Waarom doe je dit? Ik ken enkel je voornaam. Mijn man had het nooit over jou.”

“Dat is logisch, hij was geheim agent. Discretie is alles.”

Chloë omarmt haar dochter en drukt haar neus tegen het mutsje. Ze ruikt naar snoep en talkpoeder. Plots voelt ze een nijpend gevoel vanbinnen, wat haar het voorbije jaar verbitterd heeft.

Er lagen zeven dode vogeltjes aan de voordeur, in elk buikje een letter van Maartjes naam gekrast

“Discretie is wat de dood van mijn man teweegbracht.”

Sarah kijkt niet om en haalt zuchtend haar telefoon boven. Onder haar hakken groezelen kleine steentjes. Het blonde krulhaar van Maartje lijkt rood in het warme straatlicht. Voor even sluit ze haar ogen en dwingt haar longen om de tintelende lucht op te zuigen. Haar ogen prikken. Net als de eerste stille traan op het beton plenst, piepen er remmen. Sarah knikt kort naar de chauffeur en helpt met het inladen van de spullen. Even later zitten ze na een lange autorit alle drie op de achterbank van de stilstaande auto, te staren naar opstijgende lichtpuntjes. Het is er warm. Sarah begint broeierig op haar gsm te tikken zonder op te kijken. Maartje kijkt door de achterruit en zwaait naar bestuurders. Achtergrondmuziek dringt Chloës vermoeide lichaam binnen. Ze besluit om na te denken over hun toekomstig buitenverblijf, het eten, de avondwandelingen in het bos en de verdorde blaadjes in Maartjes haar. Voor even lijkt alles een weeë droom. Haar schouders worden licht, haar keel voelt niet als schuurpapier.

“Dames, we zijn er.”

“Dank je, Gerard”, fluistert Sarah. “Hier moet ik jullie achterlaten.”

Chloë knikt begrijpend en schudt haar de hand. Sarah wrijft wat meewarig over Maartjes krullen en baant zich een weg door de massa. Als opgejaagd wild snellen moeder en dochter naar de terminal. Iedereen valt te wantrouwen. Ze wil enkel kijken en niet zien. Bij het opstappen ziet ze een vrouw met een kapsel dat verdomd goed op dat van Kathy lijkt. Na enkele seconden te hebben gestaard, draait ze zich om en blijkt het om een fel bepoederde oude vrouw te gaan met een roze gesuikerde donut op het dienblad. Chloë lacht verontschuldigend wanneer ze beseft dat ze het gangpad blokkeert. Wanneer ze uitgeput op hun plekken neerploffen, merkt ze dat het vliegtuig op enkele passagiers na leeg is.

In de verte strelen de laatste zonnestralen de beboste horizon. De vermoeidheid drukt Chloë op haar stoel als een warm donzig deken dat ze voor altijd rond haar had willen slaan. Maar minder onrustig is ze niet. Haar hartslag is nog steeds hoog. Ze vertrouwt de oude vrouw niet. Waarom achtervolgt dat gesuikerd goedje hen overal? Ze probeert haar gevoelens te bedaren. Ze snakt naar een kalmeerpil en besluit haar tas ondersteboven te halen. Maartje trekt driftig haar jasje uit en begint te pruilen. Oh mijn god, niet nu. Het kind mag nu niet huilen, laat staan de aandacht trekken. Ze vindt de chocoladereep die ze er deze ochtend in stak, ook niet. Haar kalmeerpillen zijn nergens te bespeuren. Haar ademhaling wordt zwaarder. Het vliegtuig stijgt op en de turbulentie maakt haar dochter onrustig.

“Mevrouw, alles in orde?”

Chloë kijkt niet op en kiepert alles op de grond. Dit kan niet, dit mag niet. De tintelende vlekken op haar netvlies worden groter.

Met haar rechterhand in haar nek en haar linkerhand op haar voorhoofd staart ze naar het plafond en voelt de dam die ze wekenlang had opgebouwd, breken. Ze kijkt naar Maartje die met betraande wangen haar mouw vastgrijpt. Vanuit haar ooghoek ziet ze een bekertje water voor haar neus verschijnen. Ze haalt haar hand van haar hoofd en grijpt het vast, drinkt het in twee slokken leeg en ademt diep uit. Het gestommel transformeert naar heldere klanken en ze kijkt naar het wit-blauwe uniform dat al een tijdje haar dochter flankeert. Chloë kijkt met een smekende blik naar andere passagiers, maar die lezen of kijken voor zich. Ze krijgt een kussen toegestopt. De blonde stewardess snelt in hun richting met enkele zakjes rozijnen. Bij het openscheuren van een zakje vallen de rozijntjes een voor een op het dienblad, waarna Maartje ze gretig in haar mond steekt. Ze neuriet zachtjes en wrijft in haar ogen. Chloë slaat dit tafereel gade met voor het eerst een gelukzalig gevoel. Ze geeft haar dochter een kus op het voorhoofd en leunt achterover.

Ze schrikt wakker na een onvoorziene schok. Het vliegtuig landt schokkerig op de gerijmde landingsbaan van Gardermoen, 50km ten noorden van Oslo. Het geluid van de koffiemachine in de drukke bar wordt overstemd door de kakofonie van drukke luchthavengeluiden. In de verte staat de rode Opel die hen zou opwachten netjes geparkeerd. Ze leest de laatste sms van Sarah. “Veel geluk”, staat er.

Het huis torent uit boven de rest van de woningen in de wijk. De witte ramen contrasteren met de ebbenhouten buitenmuren. Er hangt geen bel. Aan de overkant ziet Chloë een wit gordijn lichtjes wiegen alsof er iemand hen had staan begluren. Argwanend haalt ze de chipkaart boven en steekt ze in het digitale slot. De deur klikt open. Het ruikt er muf. Ze zet haar dochter neer en haalt diep adem. De woonkamer is raar genoeg modern ingericht. Met Maartje in haar kielzog overloopt ze alle kamers. Ze slaakt een zucht wanneer ze ziet dat de badkamer geen raam heeft. De zolderdeur zit geklemd, stof dwarrelt alle kanten op. In de keuken lijkt alles te werken. Internet is er niet, maar daar is ze dankbaar voor. Ze sluit vastberaden alle buitendeuren. Dit huis hoort een fort te zijn, hoort ze zichzelf fluisteren. Eenmaal terug in de hal gaat ze uitgeput zitten op de afgebladderde trap. De koffers vinden straks hun plek wel, denkt ze. Chloë kijkt naar haar dochter die het licht uit de gloeilamp probeert te vangen. Er is niets om ongerust over te zijn, zou ze willen zeggen. Maar ze kan het niet. Misschien is het allemaal zinloos en had ze Kathy geen kans moeten geven. Misschien is het allemaal mijn schuld, en die van je vader. Ze hadden dit jaren geleden al kunnen anticiperen.

In de hal valt haar oog op de lange vestiairekast. Op de spiegel zitten kleine gedroogde druppeltjes. Maartje wijst naar haar voeten en zet haar rechterbeen vooruit. Natuurlijk, het kind heeft pijnlijke voeten na twee dagen voortdurend stappen. Ze neemt haar op schoot en trekt de zwarte schoentjes uit. Met haar eigen hakken in haar rechterhand stapt ze naar de kast en schuift de piepende deur open met haar blik naar beneden, zoekend naar schoenruimte. Het schoeisel valt met een doffe klap op de grond wanneer ze pal in het midden felblauwe schoenen ziet staan. Ze grijpt naar haar nek en kan alleen maar inademen. Boven klinkt gestommel.

Dit verhaal werd geschreven door Sofie Alossery (22) uit Koekelare. Vind je dat hij de KW Publieksprijs verdient, stuur dan een mail naar promotie@kw.be met ‘Sofie Alossery’ in het onderwerp van de mail. Info over de wedstrijd vind je hier.