“Alles letterlijk nemen: hét drama van onze tijd”

Willem Vermandere: "Het Westen heeft destijds de wereld onder elkaar verdeeld. Maan nu is het tijd om de rekening te betalen."
Nancy Boerjan

Enkele weken geleden belde een nieuwe, jonge facteur in Steenkerke aan bij Willem Vermandere. Of hij Willem Vermandere was? Ja’k, jongen. En of da waar was dat ie vroeger nog gezongen had? “Dat zegt veel”, grijnst de 77-jarige bard. Hij heeft nochtans pas weer een nieuw lied klaar. Over oud worden en aftakelen, “maar op een ludieke manier”. Ge moet met uw eigen kunnen lachen, vindt hij.

Het begin van dat staketsel in Nieuwpoort, weet ge dat zijn? Wel daar staan twee beelden van mij, laat ons daar afspreken, klonk Vermandere aan de telefoon. De beelden in kwestie – ze vormen samen het werk De Verzoening en kregen hun plek in Nieuwpoort in 2014 naar aanleiding van de 100-jarige herdenking van WO I – blijken door werken deels schuil te gaan achter zware balken en een container. Vermandere kan zijn verontwaardiging niet verstoppen. “Hoe is dat toch mogelijk? Ze doen het erom”, sist hij tussen zijn tanden. “Dat is hier eerder de verdrukking in plaats van de verzoening…” Op het bord dat de renovatiewerken aan de pier begeleidt, leest hij ‘Vlaanderen, verbeelding werkt’, en haalt zijn schouders op. “Enfin soit, dat zal u wel lukken om desondanks toch nen schone foto van mij bij mijn beelden te maken zeker?”, laat hij de fotograaf weinig keuze. Want ze liggen hem na aan het hart, zijn beelden, zal hij ook later die namiddag nog enkele keren laten vallen. Zo mogelijk nog meer dan zijn muziek en teksten. “Vermandere-de-zanger was altijd de mecenas van Vermandere-de-beeldhouwer.”

Op het staketsel herinnert hij zich de tijd dat hij hier kwam vissen, “toen dat hier nog ruw en onbeschaafd was”. Vermandere en zijn destijds kersverse echtgenote woonden immers enkele jaren in Nieuwpoort voor ze naar Steenkerke verhuisden. “Ik zag hier op een dag een pracht van een steenblok liggen en heb die tegare met een vent die ook zat te vissen in mijn deux chevaux geladen. Da karretje hing biekan op de grond. En ik daarmee naar huis… Ik heb er een beeld uit gehouwen, het staat nog altijd bij mij thuis.”

“Gaan onze kleinkinderen ook nog naar die klaroenblazers onder de Menenpoort komen luisteren, peinst ge?”

“En moet ge nu nóg meer foto’s hebben? Allez dan…” Hij ploetert het strand op. “Amai, da’s lastig lopen. En dat ze cyclocross houden in dat zand, hoe díé gasten dat doen… Trouwens, ik moet u zeggen, ik ben er sowieso geen liefhebber van om al wandelend te praten“, waarschuwt hij me. Dus zoeken we na de fotosessie een cafeetje op waar hij zich opgelucht op een stoel laat zakken en het vooruitzicht op een glas Gordon Scotch – “Ensor dronk dat ook” – hem zichtbaar meer verheugt dan een strandwandeling. Nee, Vermandere is geen drie maal zeven meer. Maar daarom niet uitgeteld. Laat staan uitverteld.

“Ik voel me niet in het bijzonder aangetrokken tot de zee. Maar als kind kwam ik hier één keer per jaar, met de harmonie, en dat waren toch telkens ‘oerervaringen’.”

En wat hij aan de telefoon ook had laten verstaan: dat hij veronderstelde dat ik toch een beetje weet waar hij over zingt, want dat hij niet graag in het ijle kletst…

Wat stond me dus anders te doen dan hem daar in café Marco Polo – waar de stamgasten Willem wél herkennen en er zelfs eentje schoorvoetend komt vragen of ze met hem op de foto mag – enkele fragmenten uit zijn imposante oeuvre voor te leggen?

W’eten vijgen uit Turkije

en bananen uit Kameroen,

mijne voetbal komt uit China,

‘k kocht ne velo in Moeskroen,

onze zalm vers uit de fjorden

(uit ‘Mijne Jezus is ne Jood’)

“Wat is vreemd? Wat zijn vreemdelingen? Dat is de vraag die ik hier eigenlijk in stel, op een ludieke manier. We vinden het normaal dat we bier uit Engeland drinken, dat we bananen eten… Heel de wereld is er om ons, blanken, te dienen. Of met die boodschap zijn we toch opgegroeid. Het Westen heeft de rest van de wereld gekoloniseerd en onder elkaar verdeeld. Maar nu zijn we op het moment beland dat we de rekening moeten betalen.”

“Salman Rushdie verwoordt dat mooi, vind ik: we zijn allemaal migranten, niemand woont nog in het huis waar ie geboren is, we spreken de taal van onze ouders niet meer, hebben ander werk, trouwen met iemand uit een ander land… Zijn we niet allemaal weggetrokken uit het land dat Vroeger heet? We zijn allemaal onderweg, naar een nieuwe wereld.”

“En ja, dat zijn verwarrende tijden. Sommigen zoeken houvast in die extreemrechtse stromingen. Zo’n Dewinter blijft zich maar vastklampen aan het verleden. Maar dat leidt nergens toe. Allez, weet ge dat er moslims begraven liggen in de Westhoek? Mannen uit Noord-Afrika die hier zijn komen vechten in ‘onzen’ oorlog.”

“Ik heb daar ook een liedje over geschreven. Als ik dat zing, zie ik de mensen verwonderd opkijken: ‘mo, is dat echt?‘. Ja, dat is echt. Hele rijen liggen er op ‘t kerkhof van Vleteren.”

“Nee, ge moogt er zeker van zijn, alleen positieve krachten kunnen ons door deze tijden loodsen.”

Laat de bom’n nu maar zwieg’n

en dat ‘t gras niets vertelt

en de wind moet ‘t ook maar nie zing’n

dat julder’n dood tot niets hè geteld

dat woaren al te schrik’lijke dingen

(uit ‘Duizend soldaten’)

Passant, arrête-toi. Dat heb ik voor ‘t eerst gelezen op een tombe op het militair kerkhof in Steenkerke, toen ik daar in 1974 kwam wonen. Als je vanzeleven in de Westhoek passeert… Duizend soldaten is gebaseerd op dat ene woordje passant.”

“Ik ben een ernstige jongen, maar ik hou dat niet lang vol”

“Ik nam vorig jaar drie dagen na elkaar deel aan een concert in Ieper, in het kader van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Ik moest er dit nummer brengen en daar een passend verhaal bij vertellen. Dus vroeg ik het publiek of ze dien oorlog nog niet beu waren. Gaan onze kinderen en kleinkinderen ook nog naar die klaroenblazers onder de Menenpoort komen luisteren, peinst ge?”

“Gaan ze die kerkhoven ook nog zo proper onderhouden? Misschien wel. Maar ík denk dat ze andere katten te geselen zullen hebben. Zij gaan de gevolgen van de klimaatopwarming ondervinden, zij moeten een manier vinden om verschillende culturen met elkaar te laten samenleven. Die hele Vlaamse kwestie, dat is vandaag geen punt meer. Jonge mensen moeten daar terecht niet meer mee bezig zijn. Zij hebben andere problemen die ze moeten aanpakken.”

“Maar ik ben daar zeker niet pessimistisch over. Ik denk dat jonge mensen nu bijvoorbeeld al veel beter met de problematiek van verschillende culturen overweg kunnen dan mijn generatie. Alle grote steden zijn nu al multicultureel, dat is gewoon realiteit. En die evolutie zal zich voortzetten, met vallen en opstaan.”

Als heel de wereld vals is

en u schandelijk bedriegt

kijk dan diep in uwen spiegel,

uwe spiegel die nooit liegt

(uit ‘De Spiegel’)

“Toen we nog in Nieuwpoort woonden, passeerde ik een dag in ‘t winkeltje van Martha Beun, een winkeltje met hamers en beitels en nagels… Ik zei haar dat ik de oude spiegel die daar hing, mooi vond. Als ge die graag ziet, moogt ge die meepakken, zei ze. Die spiegel hangt dus al vijftig jaar bij mij thuis, ik zie er elke dag in hoe het met mij gesteld is.”

Of hij tevreden is met wat hij erin ziet? “Ik weet niet goed wat ik daarop moet zeggen. Ik begin op mijn vader te gelijken, met mijn kletskop… Je spiegelbeeld is het begin van de humor, je moet om jezelf kunnen lachen, jezelf kunnen relativeren. Maar mensen die alleen maar met het uiterlijke bezig zijn, die vind ik niet interessant.”

Dat ik eigenlijk wilde weten of hij tevreden is met de mens Vermandere? “Mobaja…” En hij omzeilt de vraag die hij blijkbaar te persoonlijk acht: “Goh ja, je mag ook niet alles letterlijk nemen wat ik schrijf. Da’s het drama van onze tijd: dat men alles veel te letterlijk opvat. Of het nu de Koran is, of de Bijbel, of mijn teksten: het zijn verhalen, en die zijn universeel.”

Toch lijken zijn teksten met de jaren minder ludiek.

“Dat zou kunnen. Toen ik begon, had ik het imago van plezante zanger, ook al was dat eigenlijk louter gebaseerd op dat ene lied Blanche en zijn peerd. Er heeft altijd humor, spot – ook met mezelf – in mijn teksten gezeten, maar met de jaren is die wat veranderd allicht. Kijk, ik waak erover dat ik mezelf altijd toon zoals ik ben. Niet zoals ik geweest ben, maar zoals ik nu ben. Dat is zeer belangrijk voor mij. Anders kan ik net zo goed een best of-tournee beginnen.”

Ja ‘t is met beschaamde kaken

en bekennen valt mij zwaar,

Ik mag met mijn laptoptasje weer naar ‘t eerste studiejaar

(uit ”t Alfabet’)

“Alle grote steden zijn nu al multicultureel. Die evolutie zal zich verderzetten, met vallen en opstaan.”

“Als ik mijn jongste kleinkind van vijf, Mozes, op zijn spelletjes zie tokkelen, geloof ik mijn ogen niet. Het digitale tijdperk is compleet aan mij voorbijgegaan. Ik heb wel een gsm sinds tien jaar. Want toen stond ik plots ‘s avonds laat in panne langs de autostrade, mijn auto vol instrumenten. Er stopte gelukkig bijna meteen iemand die vroeg of hij kon helpen. Hij haalde een toestel uit zijn zak, tikte het nummer van de pechverhelping in en de zaak was opgelost. Zo’n toestel moest ik ook hebben! Maar ik wil er niet zelf mee opgebeld worden, en dat hebben ze dan ook zo ingesteld. Waarom? Niet om tegendraads te zijn, neen. Ik kan er gewoon niet goed meer bij…”

“Dat geldt ook voor het internet. Ge vindt daar álle informatie van over heel de wereld. Tot ge erin verzuipt, vermoed ik. Ja kijk, ik wil de wereld blijven bekijken vanuit verwondering én verbijstering. Verwondering om dit smakelijk pintje voor mijn neus. Verbijstering om de puinhoop die we vandaag van de wereld maken.”

Toch niet een béétje nieuwsgierig naar de wereld waarin zijn kleinkinderen opgroeien? “O, maar ik maak net de omgekeerde beweging! Ik laat Mozes stilletjes-aan mijn atelier ontdekken. Ik heb uit hout een bewegende krokodil voor hem gemaakt, en een slang… Hij is daar gelukkig mee. Hij wil zien hoe ik dat maak. Wacht maar, ik leer hem ook nog klarinet spelen.”

‘t Is proper zei Destroper

‘t is vanpasse zei Vanassche

‘t kan er deure zei Verscheure

‘t is ‘t gedacht zei Deschacht

(uit ‘Voilà c’est ça‘)

Of toch ook Vermandere-de-zeveraar? Hij lacht: “Ik ben een ernstige jongen, maar ik kan ‘t niet lang volhouden. En ik ben een kluchtigaard, maar ook dat hou ik niet lang vol. Het is zoals ik mijn optredens opbouw: na een vrolijk lied komt er een triestig, dan weer een melancholisch… Ik sleep de mensen graag door alle emoties heen, dan pas krijgt zo’n optreden reliëf. Net als het leven.”

“Pa, ge draaft door …”

“Ik mis de stad soms wel. Af en toe móét ik weg, om een tentoonstelling te bezoeken, iets exotisch te gaan eten… En dat eindigt altijd in een boekhandel. Ik kom niet terug naar huis zonder een paar nieuwe boeken. In de stad wónen, is dan weer iets anders. Ik zou wel graag in Oostende wonen, maar daar vind ik niet de ruimte om mijn beelden te kunnen maken. Dus blijf ik in Steenkerke, waar ik plaats zat heb om te manoeuvreren, te kappen, mijn beelden in te laden. Zo’n appartementje aan zee is niet aan mij besteed. Dat moet toch vervelend zijn? Ach, ik mag niet klagen. Wie heeft er vandaag nog een lochting, en een hok om de patatten in te bewaren… Och here toch.”

Hij lacht ineens: “Ik ben soms zó ouderwets. Mijn kinderen moeten mij dan wat intomen. Vooral mijnen oudsten, Peter, zet mij af en toe weer op het goeie spoor: pa, ge draaft door… Maar ik ben een beetje misvormd door het theaterleven: in liedjes, op het podium moet ge altijd wat overdrijven om uw punt te maken. Kunst is de hevigheid des levens, verstaat ge.”

“En ‘t is waar: een mens móét vernieuwen en blijven vernieuwen. Ook al is dat niet altijd gemakkelijk als ge al van ‘t jaar 1940 dateert. Toch wil ik mezelf blijven corrigeren, mijn mening blijven bijstellen.”