Terug naar de hoeren

Bart Casteleyn
Bart Casteleyn Hoofdredacteur KW

Of ik een stukje wou maken? Een stukje over het stukje Gent in mijn West-Vlaamse lijf? Wreed wijs, dacht de Gentenaar in mij en weg waren we. Terug naar de hoeren.

Wat weet jij nog van het jaar 2000? Het jaar van de Milleniumbug. Computers zouden crashen, vliegtuigen neerstorten,… West-Vlaanderen en zelfs de rest van de planeet zou vergaan. Wel, ik overleefde dat gedoemde jaar 2000. Meer nog, ik ging toen voor het eerst naar de rosse buurt in Gent. 18 jaar oud en nog alles te leren.

Ik was student in Gent. Eén van de vijfenvijftigduizend. Op de vraag wat ik ging studeren, had ik in mijn middelbare jaren altijd al ‘Gent’ geantwoord. De universiteit van het (studenten)leven zou mij zoveel wijzer maken. En wijs, dat was het in de stad van Brusselmans. Ik leerde er de Overpoort kennen. Het Savaantje. Den Defoo. Hasta Manana. Het Geel Kot. Ivan De Cnuydt. Eric Van de Casteele. (En neen, dat zijn geen barmannen.)

Of ik een stukje wou maken? Over het stukje Gent in mijn West-Vlaamse lijf? Wreed wijs, dacht de Gentenaar in mij en weg waren we. Terug naar de hoeren.

Bezoek

Er waren nog geen hippe koffiebars, enkel veel vettige pittakoten. Ik ging elke dag netjes naar de les en maakte veel vriendjes en vriendinnetjes. Alles ging altijd goed, tot dé vraag kwam. ‘Waar zit jij op kot?’ In de Lange Boomgaardstraat. ‘Waar?!?’ Euh, in de hoerenbuurt. ‘Ah, daar…’ Nooit veel bezoek gehad.

Ik leefde in Gent dus tussen de vrouwen van lichte zeden. Nooit geen problemen mee gehad. En voor alle duidelijkheid: ook nooit mee gepraat, nooit enig contact gezocht, nooit een vinger naar uitgestoken. Ze waren er gewoon. In de straat. In de nachtwinkel. In de apotheek. Ja, zelfs bij de krantenboer. En achter hun raam natuurlijk. Als je passeerde, durfden ze er al eens op kloppen. Het sein om nog wat dieper in onze kraag te kruipen.

Als je passeerde, durfden ze al eens op hun venster kloppen. Het sein om nog wat dieper in onze kraag te kruipen

Blokje om

Ik had ook een ferm balkon. (Of mijn kot had dat toch.) Vanuit mijn kringwinkelzetel keek ik vaak naar de buurt. En naar Luc Bomans uit Thuis. (Nee, ik had geen TV. Die woonde ook in mijn straat.) De wagens met eenzame mannen reden heel traag de Belgradostraat uit en versnelden dan via de Pelikaanstraat het blokje om. En nog eens. En nog eens…

Op een blauwe maandag stopte er zo’n wagen nogal bruut voor mijn neus. Een kerel in trainingspak (die niet echt eenzaam leek) haalde vliegensvlug een baseballbat uit zijn koffer en stormde met zijn knuppel het glazen straatje in. Een jonge kerel werd er niet vriendelijk maar kordaat een etablissement buitengebonjourd. Het was een zeldzaam akkefietje in mijn Lange Boomgaard-jaren.

Van kop tot teen

Maar ik ben dus nog eens geweest, naar de rosse buurt in Gent. Speciaal voor dit stukje. Ik wou nog eens op mijn balkon gaan zitten. Nog eens loeren naar de… Nee, laat maar. Gewoon, wat vragen stellen aan de nieuwe kotbewoner. Zou het toevallig ook een West-Vlaming zijn?

Maar – spijtig voor dit stukje – het was een Roemeen. En mijn raam was bedekt met een zwart zeil. De deurbel was zelfs verdwenen. Het huis is vorig jaar verkocht aan een Gentenaar met te veel geld en nu wordt het van kop tot teen gestript. Door Roemenen.

Gelukkig voor dit stukje stond de deur open. En sprak de vriendelijke Roemeen wat Frans. Hij nam me mee naar mijn oude kamer, die bijna niet meer te herkennen was. Ik legde de noeste werker uit dat ik hier nog gewoond had. Mon bureau était ici, mon lit là et sûr ce balcon j’avais un fauteuil… ‘Pour regarder les filles!’ riep de enthousiaste Roemeen meteen.

Ik lachte en gooide een vette knipoog. Dat paste bij dit stukje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier