25 jaar geleden zwom Fred Deburghgraeve naar goud in Atlanta: het mooiste West-Vlaamse sportmoment ooit

Een historisch moment: Fred Deburghgraeve ontvangt zijn gouden medaille op de Olympische Spelen van Atlanta. (foto Belga) © BELGAIMAGE
Olaf Verhaeghe

Eén minuut, nul seconden en vijfenzestig honderdsten. Langer had hij niet nodig om olympische sportgeschiedenis te schrijven. Voor de lezers die stemden op onze poll is die 1’0″65 het meest beklijvende moment ooit in onze West-Vlaamse sportgeschiedenis. Frederik – zeg maar Fredje – Deburghgraeve zwom op 20 juli 1996 in Atlanta naar de eerste en voorlopig enige gouden zwemmedaille voor ons land. Het relaas van de gouden race. De gouden, niet de perfecte, want die zwom hij tien uur eerder. “Ik had goud, ja, maar ik kon onmogelijk tevreden zijn. Zelfs als ik de beelden nu nog terugzie, kom ik maar tot één conclusie: ik zwom niet goed.”

“Ja! Ja! Fred gaat, en nog Fred. Ja! Hij gaat het doen. Ongelooflijk! Hij haalt GOOOUUUD!” De schorre stem van sportcommentator Frank Raes, schreeuwend en stuwend, geeft de 24 jaar oude beelden nog meer cachet. Hoewel hij nog heel vaak luid door de VRT-microfoon zou roepen, komt Raes nooit meer in de buurt van het delirium van 21 juli 1996, twee uur ‘s nachts Belgische tijd. Het is hét hoogtepunt uit zijn rijke carrière. Het is hét hoogtepunt uit onze West-Vlaamse sportgeschiedenis.

Frederik Fredje Deburghgraeve is geboren in Roeselare op 1 juni 1973 als oudste van vier kinderen. Vader Freddy Deburghgraeve werkt als redder in het stedelijk zwembad van Roeselare, moeder Rita Vandenbulcke baat er later de cafetaria uit. Het Spillebad, zo heet het overdekte zwembad, wordt al snel Fredjes tweede thuis. Op zijn zesde neemt vader Freddy hem er mee naartoe. Om te leren zwemmen, bij RZV Zwemschool. Dat hij sportieve genen heeft, mag geen verrassing heten. Vader Deburghgraeve deed lang aan judo, liep triatlons, bokste en speelde waterpolo. En hij heeft een diploma redder-aan-zee, een niet te onderschatten erkenning.

De toerist van Gaastra

Vader Freddy is streng, heel streng soms, zegt Fredje zelf. Elke dag gaat de wekker om vijf uur ‘s morgens. En elke dag haalt vader zijn jonge zwemmer uit zijn bed. Soms met een duwtje van moeder Rita. Nu en dan botsten ze, maar altijd vonden ze elkaar terug. Aan de rand van het zwembad. “Ik heb altijd het gevoel gehad dat ouders harder zijn voor de oudste kinderen”, vertelt hij in 2016 in een interview met Humo. “Maar ik had dat wel nodig, die discipline, die strengheid. Zeker als competitiezwemmer. Mocht het alleen van mij hebben afgehangen, ik liet twee van de drie ochtendtrainingen vallen. Pa sleurde mij vaak naar het zwembad. Hij had karakter voor twee.”

“Afzien, jong. Ik kon het melkzuur smaken in mijn mond” – Fredje over de finale

Groot is Fredje niet en ook zijn schoenmaat – een kleine 42 – is niet meteen die van een topzwemmer. Maar hoe hij drijven kan, is ongezien. Waar u en ik als een baksteen naar de bodem dreigen te zinken als we niet tegenspartelen, blijft het bonkige lijf van Fredje moeiteloos op het wateroppervlak drijven. En met een longinhoud die tegen de 9 liter aanschurkt – u en ik halen misschien 4 liter – heeft hij meer dan een streepje voor. Maar met het lichaam alleen kom je onmogelijk aan de top. Uren aan een stuk ligt hij in dat bad, zeker vanaf zijn zestiende. Het was een opmerking van de Nederlandse topcoach Ronald Gaastra die Fredje de klik écht hielp maken. “Mijn tijden waren toen vrij behoorlijk en ik mocht mee met de Vlaamse ploeg naar een tornooi in Finland. ‘Er zit talent in deze groep, maar die toerist moet eruit’, zei Ronald. Ik was die toerist.” (lacht) De dagen die volgen, beult Fredje zich af en traint hij tot de brokken er vanaf vliegen. In Finland wint hij, in een erg sterke tijd. Een week later staat Ronald Gaastra aan de deur bij de Deburghgraeves, met de vraag bij hem te trainen.

Maanden zonder zwembad

Samen met Gaastra en zijn chronometrerende vader legt Fredje vanaf dan de basis voor zijn successen midden jaren negentig. De stokpaardjes: tot in de puntjes voorbereiden, keihard trainen en zoeken naar de momenten om te pieken. Maar het loopt lang niet altijd van een leien dakje. De eerste Spelen waarvoor hij zich kwalificeert – Barcelona 1992 – draaien uit op een fiasco. Uitgegleden op het startblok, race voorbij. In minder dan een seconde verdwijnt vier jaar hard werk in de vuilnisbak.

Maanden aan een stuk zet Fred geen voet meer in een zwembad. Hij heeft er genoeg van. Pas wanneer hij het amusement in het water terugvindt – tijdens een weekje Bastogne bij wijlen zwemcoach Alain Van den Berghe – keert het gedreven Fredje van voor Barcelona terug. Hij verpulvert Belgische records, krijgt een professioneel sportcontract, pakt als youngster brons op het WK in Rome, zwemt in een toptijd naar goud op de Europese kampioenschappen in Wenen en breekt op 17 februari 1996 het wereldrecord in klein bad op zijn discipline, de 100 meter schoolslag. Wat velen dan al aanvoelen en coach Ronald Gaastra absoluut zeker weet: in Atlanta is het prijs.

Fredjes lange haren uit zijn jeugd hebben intussen al even plaatsgemaakt voor de iconische kale knikker. Tot acht uur per dag klieft het kaalgeschoren hoofd van de jonge twintiger door het water. De Nederlandse topcoach – door Fred geprezen voor zijn onmetelijke stielkennis – vindt de juiste knopjes en slaagt erin Deburghgraeve op de beste manier aan te pakken. Trainingsschema’s worden gefinetuned, net zolang tot coach en poulain samen vinden welke de perfecte combinatie voor de breedgeschouderde Roeselarenaar is. “Kampioen word je niet op de dag van de wedstrijd”, zegt Fred daar later over. “Kampioen word je in je eigen zwembad.” Mentaal is het lastig, maar het competitiebeest haalt het van de degoutante geur van chloor. De drang om de beste te zijn, overtreft het net iets te koude water. Het is de onverklaarbare liefde voor de sport die hem elke keer terug naar het startblok brengt.

Een dolgelukkige Fredje Deburghgraeve: hij heeft zonet het wereldrecord op de 100 meter schoolslag verbeterd. Enkele uren later zou hij zich tot olympisch kampioen kronen. (foto Belga)
Een dolgelukkige Fredje Deburghgraeve: hij heeft zonet het wereldrecord op de 100 meter schoolslag verbeterd. Enkele uren later zou hij zich tot olympisch kampioen kronen. (foto Belga)

Het startblok dat hem vier jaar eerder nog stevig parten speelde, wordt in 1996 het eerste moment waarop hij het verschil maakt met de rest. Zijn start is intussen zijn handelsmerk. Explosief, atletisch en vooral verbluffend ver. Tegen dat Fredje voor het eerst boven water komt piepen, heeft hij al een voorsprong op de concurrentie. Op 20 juli 1996, de openingsdag van het zwemmen op de Olympische Spelen in Atlanta, begint hij als torenhoog favoriet aan de reeksen van de 100 meter schoolslag. Iedereen weet dat de sympathieke West-Vlaming de te kloppen man is. “Maar dan moet je het nog waarmaken, hé. Die anderen trainen ook zes, zeven, acht uur per dag. Dat zijn geen sukkelaars”, zegt Fred.

Fred Raket

Zijn eerste race benadert de perfectie. Die typische start, daarna meters onder water, bovenkomen en vol vertrouwen naar het keerpunt na vijftig meter. Niemand is tegen Fredje opgewassen. In de tweede vijftig meter kan hij zelfs nog versnellen. “Mijn wedstrijd in de reeksen was heel goed. Technisch gezien, was dat perfect”, kijkt Deburghgraeve in de memorabele Belga Sport terug op die julidag in Atlanta. Aantikken doet hij na een verbazingwekkende 1 minuut, 0 seconden en 60 honderdsten, een nieuw olympisch en wereldrecord op de 100 meter schoolslag. De vuist gaat de lucht in, een verbeten glimlach geeft de kale kop nog meer glans. Een gigantisch applaus barst los op de tribunes. Deburghgraeve knabbelt in de reeksen 35 honderdsten van het vorige record af en wordt meer dan ooit tevoren tot Fred Raket gebombardeerd. Na zijn prestatie ‘s ochtends kan hij zich voor de grote finale, die tien uur later al staat gepland, helemaal niet meer verstoppen. In Roeselare vraagt men zich niet af wie het goud pakt, wel in welke tijd Fredje dat zal doen. De cafetaria in het stedelijk zwembad barst net niet uit haar voegen. Iedereen wil getuige zijn van het grote moment. Supporters meten zichzelf een coupe Fredje aan, het bier vloeit en wanneer Fredje rond twee uur ‘s nachts Belgische tijd richting startblok van baan vier wandelt, wordt het muisstil en tuurt iedereen naar het te kleine televisieschermpje.

Kanonskogel

Fred oogt vlak voor de start van de finale scherper dan ooit tevoren. De spanning druipt van zijn gezicht, merkt ook coach Ronald Gaastra op. “Ik hoopte stiekem op een valse start zodat Fred zich misschien iets meer kon ontspannen”, zegt de Nederlander later. In de dichtste banen rond Fred zwemmen de verrassende Amerikaan Jeremy Linn en de snelle Duitser Mark Warnecke, de twee voornaamste uitdagers op de 100 meter. Straks volgt die ene minuut die zijn hele leven kan en zal veranderen. Het wereldrecord van ‘s ochtends is enkel een motivatie om nu nóg sneller te gaan.

Vader Freddy is streng, heel streng. Elke dag haalt hij Fredje om vijf uur ‘s morgens uit bed

Vanop het kurkdroge startblok prevelt Fred nog een paar woorden tegen zichzelf. Terwijl alle zeven andere finalisten voorovergebogen wachten op het startsignaal, blijft hij als enige rechtstaan. Een risico, dat beseft hij, waarmee hij zijn coach in de tribune nog wat extra zenuwen aanjaagt. Het schot weerklinkt en Fred schiet als een kanonskogel vooruit. Zijn jeugdliefde en nu echtgenote Veerle Grymonprez en zijn moeder Rita schreeuwen een minuut aan een stuk, luider dan wie ook in de tribunes.

Dichter en dichter

Na vijftig meter keert Fred Deburghgraeve als eerste van het pak. “Op dat moment ging één woord door mijn hoofd”, zei Jeremy Linn, de Amerikaanse concurrent bijna 15 jaar later aan Belga Sport. “Zilver.” “Afzien, jong. Van de eerste tot de laatste meter”, grinnikt Fredje zelf. “Op dat moment voel je het melkzuur overal. Ik kon het smaken in mijn mond.” In de laatste 25 meter kruipt Linn dichter en dichter. Dik 12.000 Amerikanen stuwen hun landgenoot vooruit, de ouders van Frederik krijgen het benauwd. Fred wijkt af van zijn ideale lijn en zwemt bijna tegen baan vijf aan. Met minder dan tien meter te gaan, liggen beide zwemmers letterlijk nek aan nek. Wie olympisch goud pakt, zal dat doen bij het aantikken.

Coach Gaastra fluit zo luid hij kan, moeder en vader Deburghgraeve tieren de longen uit hun lijf, lief Veerle schreeuwt haar stem kapot en in de sportcafetaria van het Spillebad in Roeselare besterft een deel van de harde kern supporters het bijna van de spanning. Maar Fredje houdt vol en houdt Linn af. De tijd: 1 minuut, 0 seconden en 65 honderdsten, exact vijf honderdsten boven het wereldrecord dat hij ‘s morgens zwom. Linn strandt op twaalf honderdsten.

“Ik had goud, ja. Maar ik was niet tevreden”, zegt Fred over de finale van toen. “Ik kon ook niet tevreden zijn over mijn race. Zelfs als ik jaren later de beelden nog terugzie, kom ik maar tot één conclusie: ik zwom niet goed. Je kan het onmogelijk een goede wedstrijd noemen. We hebben gedaan wat we moesten doen, maar niet zoals we het wilden doen.”

Eens de Brabançonne weerklinkt en Fred op het podium blinkt, komt dan toch een gelukzalige glimlach op zijn gezicht. Een kippenvelmoment, dat menig supporter tot tranen toe beweegt. In Roeselare barst ‘s nachts een volksfeest los, inclusief toeterende wagens. In Atlanta valt Fredje een paar uur later Veerle en zijn ouders in de armen. “Ik weet nog wat het eerste was dat hij tegen ons zei: ‘bedankt, ma en pa, voor alles wat je voor mij hebt gedaan'”, zegt moeder Rita. “Het kwam uit de grond van zijn hart.”

Geen Sydney

Na zijn gouden medaille voelt zwemmen almaar meer van moeten aan. Fred Deburghgraeve wordt in 1998 in het Australische Perth nog wel wereldkampioen op de 100 meter schoolslag, de laatste leegte op zijn palmares. Twee jaar later weet hij zich echter niet te kwalificeren voor de Olympische Spelen van Sydney. Op zijn 27ste stopt Fredje Raketje met zwemmen. Met een ander kleur dan goud kan hij niet tevreden zijn, en dus geeft hij er vrij jong de brui aan. “Ik had er, naar mijn mening, alles uitgehaald wat ik kon”, zegt hij over zijn afscheid. Sindsdien zet de nu 47-jarige Deburghgraeve amper nog een voet in een zwembad. In De Wereld van Sofie op Radio 1 vertelt hij dat hij zelfs geen zwembroek meer heeft. De olympische ringen draagt ie wel overal met zich mee, getatoeëerd. Net als de herinneringen aan die zomerse 20 juli. Het mooiste sportmoment uit de West-Vlaamse geschiedenis.